1

Nolan hoort hier niet te zijn.

Hij neemt een grote slok van zijn biertje terwijl hij de ruimte om hem heen bestudeert, hopende dat de alcohol hem enigszins rustig kan houden. Hij weet dat hij het niet moet doen, maar toch begint hij zichzelf te vergelijken met de anderen hier. Vergeleken met de andere galerieën die hij ooit bezocht heeft – flamboyant en enorm over de top – valt hij hier een stuk minder op. Niemand hier zal ook maar opmerken dat hij hier niet hoort, maar toch maakt Nolan zich zorgen, wat als zijn outfit niet chique genoeg is?

Toen hij zich vanmorgen aankleedde, kon hij echter niet weten dat Lorèn hem mee zou sleuren naar een kunsttentoonstelling. Dus eigenlijk is dit allemaal haar schuld. 

Hij neemt nog een slok van zijn bier. Het flesje voelt koud aan in zijn hand en er zitten wat druppels condens op. Gedachteloos schraapt hij het label van het flesje terwijl hij Lorèn zoekt in de menigte kunstliefhebbers. Vrijwel meteen toen ze de galerie binnen kwamen, raakten ze elkaar al kwijt. Nolan wees het glas champagne dat hem aangeboden werd bij de deur af en liep meteen door naar de bar, terwijl Lorèn waarschijnlijk op zoek ging naar de mysterieuze jongeman die er in eerste instantie voor had gezorgd dat ze hier waren. 

Nolan was relatief in shock toen Lorèn tijdens de lunch had voorgesteld om naar een kunsttentoonstelling te gaan na werktijd. Hij was niet in shock omdat Lorèn niet van kunst hield – want dat deed ze wél, het was meer het feit dat Lorèn extreem introvert was en nóóit zou kiezen voor een avond buiten de deur, als ze ook binnen kon blijven met een goed boek en een glas (of fles) merlot. Ze was gewoon niet het type voor hippe ‘get togethers’ met allemaal hipsterige kunstliefhebbers – ze zou al haar energie verspillen aan gesprekken over koetjes en kalfjes en nog erger: ze zou moeten doen alsof ze het leuk vond. 

Daarbij had Nolan ook nooit verwacht om weer in deze positie te staan. Oud zeer kwam weer boven en deed overweldigend pijn, oud zeer waar bovendien nooit over gesproken was. Zeer dat zeer zeker niet besproken kon worden tijdens een simpele lunch met collega’s. 

Dus probeerde Nolan om Lorèn te overtuigen om niet te gaan. “Het is in zuid, Lorèn, compleet de andere kant op van onze beider appartementen.” Maar Lorèn was niet vatbaar voor al Nolans slappe argumenten. Het ging een tijd over en weer – geen van beide welwillend om in te leveren. Uiteindelijk brak Lorèn en biechtte ze eerlijk op waarom ze zo graag wou gaan: haar nieuwe date, Elias, had haar gevraagd om even gedag te komen zeggen. Ze hoefde er maar een uurtje te zijn en dan kon ze alweer vertrekken, zei ze. Interesse tonen zonder al te gretig over te komen. Nolan hoefde niet eens voor wingman te spelen: hij kon gewoon genieten van de gratis hapjes en beter nog, de gratis drank. Uiteindelijk accepteerde Nolan Lorèns aanbod, ook al had hij vijf jaar geleden gezworen om daar nóóit meer te komen. 

Het was natuurlijk ook helemaal niet Lorèns fout dat haar nieuwe vlam in een galerie werkte.

Nolan moest gewoon zijn tanden op elkaar zetten en gefocust blijven. Hij kan dit wel. Hoewel, als hij echt eerlijk met zichzelf was, was hij eigenlijk nooit echt op zijn plek in de hele kunstwereld. Hij was nooit goed in het staren naar een vierkant canvas, bedekt met oranje verf en één zwarte stip ergens op het doek. Hij kon het geen kunst noemen en “voelde” er al zeer zeker niks bij. 

Ja, dom. De kunst liet hem dom voelen. Alsof hij de enige in de hele ruimte was die het allemaal echt niet snapte. Alsof hij als enige de pracht en praal van het kunstwerk niet kon bewonderen. 

Hij haatte het. 

Nolan zucht wanneer de zoveelste ober langs hem loopt met een schaal met veel te pretentieuze hapjes. Hij neemt er wel één. Hij drinkt zijn biertje op en loopt zuchtend terug naar de bar.

Hij dacht écht dat al dit achter hem lag. Al die oude gevoelens had hij in een kistje gestopt en dat kistje zou hij nooit meer openen. Maar blijkbaar was een half uurtje in een galerie al genoeg om dat kistje open te doen barsten. 

Aangekomen bij de bar, zet Nolan zijn lege bierflesje neer. Hij vraagt de barman om een nieuwe, die hij gelukkig snel krijgt. Hoewel de drankjes gratis zijn, geeft hij de barman toch een kleine fooi. Die arme jongen werkt veel te hard voor het (waarschijnlijk) kleine loon dat ‘ie krijgt. Hij draait zich om en kijkt naar de expositie om hem heen. 

Het is een soort samenwerkingsverband, deze expositie. De kunstwerken hebben allemaal zo’n andere stijl, dat dat niet van één kunstenaar kan komen. Sommige kunst hier is hypermodern (wat Nolan verafschuwt), maar sommige doeken zijn ook beschilderd met stillevens en portretten. Die schilderijen wil hij nog wel bekijken, dus loopt hij daar naar toe. 

“Avocado toastje, meneer?” 

Nolan draait zich om en kijkt naar de jonge serveerster, die ineens naast hem staat. Hij kijkt vol afschuw naar de toastjes op haar dienblad. Natuurlijk waren er van die vieze avocado toastjes. Hij haat avocado. 

“Nee, bedankt,” zegt Nolan vriendelijk. Zijn maag rommelt en de serveerster giegelt. “Je hebt zeker niks lekkers hier, of wel?”

“Hij heeft een bittergarnituurtje,” zegt de serveerster, knikkend naar haar collega. “Ik zou snel zijn als ik jou was, je weet maar nooit wat voor aasgieren er rondlopen.”

Nolan lacht en neemt een slok bier. “Thanks.”

De serveerster glimlacht vriendelijk en knikt, voor ze verder loopt met haar dienblad vol viezigheid. Klaar om een bitterbal te veroveren, baant Nolan zich een weg door de menigte. De serveerder loopt steeds verder weg dus Nolan moet zijn best doen om hem bij te houden. 

En dan ziet hij het. 

Hij bevriest, de shock van het moment giert door zijn aderen als ijswater. Alle gedachten over bitterballen verdwijnen als sneeuw voor de zon en zijn maag draait zich om terwijl hij naar zijn vijfentwintigjarige zelf staart. 

Holy shit. 

Nolan ademt diep in en knijpt zijn ogen dicht. 

Hij verbeeldt dit, toch? Hij is aan het dromen, dat moet wel. Er is geen enkele mogelijkheid dat zijn portret in deze tentoonstelling hangt, want dat zou betekenen…

Nolan opent zijn ogen en neemt een paar slokken van zijn bier wanneer hij vaststelt dat hij écht niet aan het hallucineren is. Dat portret daar is écht het eerste portret dat Lux ooit van hem gemaakt heeft. 

Hij staart naar de muur, zijn hartslag extraorbitante hoog wanneer hij zich realiseert dat er niet één, maar vijf portretten van hem hangen. Als een soort verhaallijn van de opkomst en ondergang van zijn grootste liefde. Zijn meest pijnlijke hartbreuk. Het soort pijn dat er voor zorgde dat hij niet alleen de stad, maar dit hele land verliet. Omdat alles om hem heen hem opslokte en alles en iedereen hem teveel werd. Hij moest weg. En nu staren de portretten hem aan alsof hij nooit weg was geweest. 

Al zijn instincten zeggen hem om daar zo snel mogelijk weg te gaan, maar hij blijft versteend staan. Hij weet niks van kunst maar wat hij wel weet is dat Lux haar schilderijen prachtig zijn. Dat waren ze altijd al. Lux ziet mensen. Haar schilderijen bezitten een soort kracht waardoor je er wel naar moest kijken, of je dat nou wil of niet. Haar werk voelt intiem en tegelijk laat het je met een onbehaaglijk, koud gevoel achter. Nolan heeft zichzelf jarenlang verboden om hier aan terug te denken. Maar het kost hem maar één blik op de schilderijen en alle emoties, alle gevoelens komen met een noodvaart weer terug. Het voelt als de dag van gisteren. 

Het eerste schilderij was het schilderij dat alles veranderde. Het was ook het enige schilderij waar Nolan écht model voor gezeten had. Nolan weet nog goed hoe intens nerveus hij was geweest. Hoe Lux tegen hem bleef praten tot hij ontspannen genoeg was. Zijn linkerarm over zijn torso, zodat je zijn arm goed zag. Zijn kale arm. Inmiddels stond zijn arm vol met allerlei verschillende tekeningen van verschillende artiesten. 

Hij voelt zijn wangen opwarmen wanneer hij naar het tweede schilderij kijkt en neemt een grote slok van zijn bier. Op dit doek ligt hij op bed, naakt, op zijn zij. Om het nog een beetje discreet te houden, wordt het een en ander bedekt door het uiteinde van de deken. 

Nolan wrijft onbewust over zijn pols wanneer hij het derde doek bekijkt. Hij kijkt over zijn schouder op dit schilderij, zijn arm uitgestrekt naar de schilder, waardoor de nieuwe tattoo op zijn pols goed te zien is. Een matchende tattoo met een geliefde, jong en naïef dat hij was. 

Hij kan zich niet herinneren wanneer het vierde schilderij was gemaakt. Het kon elk moment zijn – elk feestje, elke tentoonstelling, in zijn brein was het één grote brei van misère geworden. Je ziet Nolan zijn zijprofiel, zijn haar valt plat langs zijn voorhoofd en zijn hoofd is voorovergebogen. Alsof hij probeert te verdwijnen. Het hele schilderij is gewoon… verdrietig. Hij lijkt verloren. Toentertijd snapte Nolan niet waarom Lux zoiets vast wou leggen. Wat de schoonheid van het hele doek was. Nu hij erop terugkijkt, snapt hij het wel. Lux moest haar verdriet ergens kwijt. Waar Nolan dit uitte in zijn boeken, had Lux die uitvlucht in haar schilderijen. 

De vijfde is de enige die hij nog nooit heeft gezien. 

Het is ook het enige doek dat nog niet af is. Voor het grootste deel is dit canvas nog helder wit. Er staat een vage schets op, van Nolan. Zijn neus en oren duidelijk van dikke lijnen van grafiet. De rest van zijn gelaat wat vager, meer schaduw. Enkel zijn ogen waren ingekleurd en helemaal af. Het doet hem pijn om ernaar te kijken, dus wendt hij zijn gezicht af. 

Jezus. 

Een serveerster loopt langs met een leeg dienblad en Nolan zet zijn halflege bierflesje erop. Hij probeert zichzelf te herpakken, focust zich op zijn ademhaling. Hij probeert tevergeefs om zijn hartslag omlaag te krijgen. Natúúrlijk moest de eerste tentoonstelling waar hij ooit weer naar toe zou gaan, van Lux zijn. Het universum haatte hem. Het verbaast hem niet eens. Hij en Lux waren als een soort magneten. Een onbekende kracht die altijd tussen hen in was, waar hij ook ging. Hij kon dit dus alleen maar verwachten. 

Lux is hier, in deze ruimte. Nolan weet dat ze hier is. En hij weet niet wat hij erger vindt: zich omdraaien en Lux zien, waarschijnlijk met Forcys aan haar zijde, of ongezien weggaan en Lux helemaal niet zien. 

Hij ademt diep in en draait zich om. 

Met zijn hart in zijn keel zoekt hij haar in de menigte kunstliefhebbers. Al het geluid in de ruimte wordt verstoord door het kloppende geluid van zijn hart. Zijn handen zijn klam, zijn zicht niet meer helder. Vanuit zijn ooghoek kan hij haar zien dus draait hij zich met een noodgang haar richting op. Voor het eerst in vijf jaar ziet hij haar weer. 

Ze lijkt druk in gesprek met een wat oudere dame. In haar rechterhand heeft ze een rood wijntje. Ze heeft nog steeds haar grote, oprechte ogen. Haar onderlip heeft ze tussen haar vingers, nauw luisterend naar de andere vrouw. Lux was altijd goed in dit soort dingen: als je met haar in gesprek was, voelde je je echt begrepen. Ze gaf je altijd het gevoel alsof je haar volledige aandacht had. Blijkbaar was dat in de afgelopen vijf jaar nog niet veranderd.

Aangezien ze druk is met iets anders, heeft Nolan eens goed de tijd om haar te bekijken. Hij vergelijkt de jonge vrouw voor hem met het meisje waar hij ooit zoveel van hield. Ze is compleet, geheel hetzelfde maar toch ook helemaal anders.

Ze ziet er goed uit. Heel goed zelfs. Ze lijkt zelfverzekerder. Haar schouders rechter, haar hakken net wat hoger. Haar kaaklijn lijkt wat strakker. Haar haar zit in een strakke paardenstaart. Vroeger zouden haar babyhaartjes uitsteken, maar vandaag de dag zit het netter. Ze draagt een witte jumpsuit, laag uitgesneden aan de voorkant. En dat staat haar verdomde goed. Met hoge hakken (waarschijnlijk nu wél de merkhakken die ze altijd al wou, maar waar ze nooit haar zuurverdiende geld aan uit wou geven). Ze draagt minder make-up dan voorheen, wat Nolan vanaf een afstandje kan zien. Haar ogen lijken sprekender. 

Ze moet lachen door iets wat de oudere vrouw zegt. Nolans hart maakt een sprongetje.

Dat is al die tijd onveranderd gebleven. Ze is nog steeds de mooiste vrouw van de hele ruimte. Van élke ruimte. 

Nolan is zo diep in gedachten dat hij het niet merkt wanneer Lux haar aandacht van de andere vrouw afwendt. Hij bevriest wanneer hun blikken elkaar kruisen. Lux haar groene ogen sperren zich wanneer ze zijn blauwe ziet. Haar mond valt open, zo ook het glas met rode wijn in haar rechterhand. Het glas versplintert in honderden stukjes zodra het de grond raakt en de robijnrode vloeistof spettert omhoog, over de pijpen van haar witte jumpsuit. 

Een serveerster snelt naar Lux toe om haar te helpen met de scherven. 

“No?” zegt Lux verstikt, verwarring en bezorgdheid over haar hele gezicht geschreven. 

Haar zachte, lieve, hoge stem doet hem uit zijn trance ontwaken, waardoor zijn vecht-of-vluchtreactie eindelijk inkickt. Hij draait zich om op zijn hielen en kijkt gefocust naar de uitgang, terwijl hij zich een weg baant door de drukte.

“Nolan!”

Nolan schrikt op wanneer iemand zijn arm aanraakt. 

“Jezus, Lorèn,” zegt Nolan, terwijl hij angstig naar de uitgang blijft staren.

“Ik dacht dat je me wel zag, het spijt me,” zegt Lorèn. “Waar heb je uitgehangen? Ik heb je gezocht, vroeg me af of -”

“Waar ík heb uitgehangen?” Nolan lacht – paranoïde duidelijk merkbaar in zijn lach. “Ik ben in de hel geweest, Lor, en jij?”

Lorèn kijkt hem geschokt aan. “Ben je oké? Je ziet zo wit als een lijk, man.”

Nolan kijkt terug naar waar Lux net nog stond, om zeker te weten dat ze hem niet volgt. Hij weet niet zeker of hij baalt of niet wanneer hij doorheeft dat ze hem niet volgt. 

“Het gaat,” zegt Nolan, starende naar zijn witte Vans. “Ik moet gaan, Lor, volgende keer maak ik het goed.” 

“Oké, maar -” 

“Het spijt me dat ik je date niet heb ontmoet,” onderbreekt Nolan haar. “Dat komt een andere keer, goed? Ik app je later.” 

In één rechte lijn loopt Nolan naar de uitgang. Hij zoekt driftig naar de sigaretten in zijn zak. Gevonden. Opgelucht stopt hij een sigaret tussen zijn lippen en steekt hem – met trillende handjes – aan. Wanneer hij uitblaast, ziet hij het neon-groene reclamebord op het raam van het café aan de overkant. Het Jack Daniels logo brandt fel in het donker. 

Hij heeft alcohol nodig. En veel ook.

Geplaatst op

1.2

8 jaar eerder

“Tequila?” vraagt Nolan, terwijl hij zijn dikke winterjas uittrekt en aan het haakje onder de bar hangt. “Op een dinsdagavond? Probeer je me te vermoorden, Luuc? Waarom doen we shotjes?” 

“Omdat, No, mijn baas een eikel is en jij maar blijft zeiken over een writersblock,” zegt Lucas grijnzend. “Hebben we echt een betere reden nodig dan dat?”

“Nee, nee,” zegt Nolan, terwijl hij plaatsneemt op de barkruk voor hem. Hij knikt vriendelijk naar Chrissy, de vaste barvrouw in dit café. Dan valt zijn blik weer op de shotjes voor hem. Hij fronst wanneer hij ze telt. “Waarom zijn het er zes?”

“Stan komt ook, toch?” vraagt Lucas, terwijl hij er twee naar Nolan toeschuift. “Twee per persoon.” 

“Nope, druk met werk,” zegt Nolan. “Deadline en alles. Dus,”

Lucas haalt zijn schouders op. “Dan nemen we de zijne wel ter ere van hem,” zegt hij. “Atje voor de sfeer, No,”

“Godsamme,” zucht Nolan, “Op goede vrienden,” begint hij.

“En slechte gewoonten,” maakt Lucas voor hem af. 

Nolan heft zijn glas en giet het shotje naar binnen. En hoewel hij echt niet vies is van een beetje drank, kan hij toch niet genieten van de smaak van tequila. Bocht. 

“Kom op,” zegt Lucas. “Nog maar twee te gaan,” 

Ook de tweede giet Nolan naar binnen. Hij gromt. “Wat is dat smerig,” zegt hij. 

“Laatste, No,” Lucas heeft zijn derde – en laatste – shotje al in zijn handen. 

“Geen denken aan,” zegt Nolan. “Die tweede ging nog wel, maar als ik nog een shotje neem op een lege maag dan ga ik echt kotsen. Chrissy? Heb je een biertje voor me?” 

“Je weigert een shotje maar bestelt wel een biertje? Je kent de regels, man. Eerst maar een nieuw slachtoffer zoeken voor je shot,” 

Nolan haalt zijn schouders op en draait zich om, zodat hij iedereen in de kroeg goed kan bekijken. Er zitten verschillende koppeltjes en wat vriendengroepen. Één van die groepen is wel erg luidruchtig en trekt daardoor meteen zijn aandacht. Daar zal vast wel een welwillende dronkenlap tussen zitten die hem kan verlossen van deze bocht. 

In het groepje spot hij een blonde jongen, de gangmaker van de groep. Staat half uit zijn stoel en vertelt (of schreeuwt) een verhaal aan de rest van de groep. Naast hem zit een meisje met kort haar en daar weer naast zit het mooiste meisje dat Nolan ooit in deze kroeg heeft gezien. Of ergens. Er zit in ieder geval een heel mooi meisje. 

Het mooie meisje draagt een plastic tiara op haar hoofd en ze heeft zo’n foute, roze sjerp om waar “Birthday Princess” op staat. Haar ogen zijn helder en haar lippen knalroze. De rode kleur op haar wangen, een mengeling van alcohol en hitte, valt niet te missen. Nolan is aan het staren, hij weet het. Hij wil dat ze terugkijkt. 

En dat doet ze. 

Ze kijkt hem met een schuin hoofd aan. Een vragende blik in haar ogen maar haar lippen opgekruld in een lach. Ze kijkt niet weg maar staart terug. 

Het zullen de shotjes zijn die door zijn aderen lopen, maar ergens haalt Nolan de moed vandaan om naar haar te knipogen. 

En dat had ze niet verwacht. Het meisje haar mond valt open en ook haar glas laat ze vallen. Wanneer ze het vallende glas hoort, springt ze op. Nolan lacht en kijkt toe hoe het meisje tevergeefs probeert om het drankje enigszins op te ruimen. Nolan trekt zijn wenkbrauwen op en draait zich terug naar de bar.

“Serieus, No?” lacht Lucas. “Als een echte pro, hoe je dat deed.”

“Ik weet niet waar je het over hebt,” zegt Nolan. 

“Bullshit,” zegt Lucas. “Nou, blij kijken, want ze komt deze kant op.”

“Kut – oké,” stamelt Nolan. Hij haalt zijn vingers door zijn haar en kijkt expres niet naar het meisje dat nu op hem afstapt. Hij is opeens ontzettend geïnteresseerd in de menukaart. Vandaar dat hij het eerder voelt wanneer het meisje er is dan dat hij haar echt ziet. Ze buigt langs Nolan heen om een paar servetten te pakken. Nolan draait zich naar haar om, probeert nog altijd even koeltjes te blijven wanneer hij de groenste ogen ziet die hij ooit gezien heeft.

“Oeps,” grinnikt het meisje. Ze kijkt naar beneden, waar haar drankje een vlek heeft achtergelaten op haar shirt. 

“Hey,” zegt Nolan terwijl hij naar haar lacht. Zijn koele imago lang vergeten. 

“Hey,” zegt het meisje. Haar ogen zijn wat waterig van de hoeveelheid alcohol die ze al genuttigd heeft, maar toch kijkt ze Nolan doordringend aan. 

“Is het echt je verjaardag?” vraagt Nolan.

“Ja,” knikt het meisje, wijzend naar haar sjerp. “Ik ben vandaag 23 geworden.”

“Gefeliciteerd dan maar,” zegt Nolan. 

“Dankjewel. Helaas heb ik geen drankje om mee te proosten,” zucht het meisje. “En dat nog wel op mijn verjaardag. Dat kan toch niet?”

“Kan dat niet?”

Het meisje knikt terwijl ze hem overdreven lief aankijkt. 

“Ik bedoel, jij bent degene die haar drankje heeft laten vallen,” Nolan haalt zijn schouders op. “Ik zie niet in hoe dat mijn probleem is.”

“En toch is het jouw probleem,” probeert het meisje. 

“Echt waar?” plaagt Nolan. “En hoe kan dat dan? Leg het alsjeblieft aan mij uit, ik zou heel graag weten hoe het mijn fout kan zij-”

Hij krijgt de kans niet om zijn zin af te maken, want opeens is het meisje ongelooflijk dichtbij. Nolan kan haar zoete parfum en de geur van haar haarlak ruiken. Ze kijken elkaar aan, geen van hen maakt aanstalten om dit moment te doorbreken. Uiteindelijk komt het meisje nog dichterbij, haar lippen raken haast Nolans oor. 

“Het is jouw probleem omdat je wilt dat het jouw probleem is,” zegt ze. 

“Wat wil je drinken?” zegt Nolan, terwijl hij de barvrouw naar zich toe wenkt.

“Strawberry mojito,” reageert het meisje. 

“Je hebt haar gehoord, Chrissy,” lacht Nolan. “Een strawberry mojito voor het jarige meisje.”

“Komt eraan!” zegt Chrissy, terwijl ze een glas pakt. 

“In de tussentijd,” zegt Nolan, terwijl hij het laatste shotje tequila pakt dat nog over was, “heb ik dit shotje met jouw naam erop.”

“Je weet niet eens hoe ik heet,” grinnikt het meisje, terwijl ze het shotje van hem pakt. 

“Hoog tijd dat je die aan mij vertelt.”

“Is dit tequila?” vraagt het meisje met een afkeurende blik. “Sorry, maar dat kan ik écht niet aan,” verontschuldigt ze zich, terwijl ze het shotje terug zet. 

“Nou, dan offer ik me wel op,”  zegt Lucas. 

(Dat is waar ook, Lucas was er ook nog.)

Dan komt Chrissy terug met het drankje voor het meisje, waarvan Nolan nog altijd de naam niet wist. 

“Kijk eens mop,” zegt Chrissy. “Je drankje. Extra zoet,”

“Dankjewel,” zegt het meisje. “Dus. Hoe heet je?” vraagt ze, terwijl ze zich weer naar Nolan wendt.

“Dus nu je je drankje hebt, wil je weten hoe ik heet?” plaagt Nolan. “Ik ben Nolan,” zegt hij.

“Leuk je te ontmoeten, Nolan,” zegt het meisje, terwijl ze haar hand uitsteekt. 

“Ook leuk om jou te ontmoeten…” reageert hij terwijl hij haar hand vastpakt. 

“Lux,” vult ze voor hem in. “Mijn naam is Lux.”

Ze kijken elkaar aan en Nolan kan er niks aan doen, maar hij heeft het gevoel alsof hem iets heel moois staat te wachten.

“Nou, proost dan maar,” zegt Nolan. “Op Lux haar 23e verjaardag. Dat we maar veel mogen drinken en de glazen heel mogen houden.”

Geplaatst op

2

Lux ziet de laatste mensen uit de galerie vertrekken. Ze geeft ze nog een vriendelijke glimlach (waarvan ze hoopt dat die niet te nep oogt, ze hadden namelijk wel een schilderij van haar gekocht waar ze hen enorm dankbaar voor is), voordat ze zelf ook aan de slag kan om af te sluiten.

Niet dat ze daar ooit klaar voor kan zijn, nu dat ze Nolan weer heeft gezien voor het eerst in vijf jaar. Nou ja, vijf jaar, drie maanden en een week of 2.

Niet dat iemand dat ook maar bijhoudt. Lux zelf zeker niet.

Gezien de snelheid waarmee Nolan verdween, is Lux er half van overtuigd dat ze het hele gebeuren heeft gedroomd. Dat alle schilderijen van Nolan ervoor zorgden dat ze hem in het publiek zag, of zoiets. Haar brein kan het gewoon niet aan dat Nolan én terug is in Amsterdam én zijn vrijdagavond wil spenderen in een galerie. Dat moet ze haast wel dromen.

Maar dan kijkt ze naar haar vieze broekspijpen, de donkerrode spetters die fel afsteken tegen het maagdelijk wit van haar jumpsuit. Het enige tastbare bewijs waaruit blijkt dat Nolan niet alleen in een droom voorbij kwam, maar dat hij er echt was. Dat Nolan haar schilderijen heeft gezien én daarna op de vlucht sloeg.

Niet ongebruikelijk.

De deur van de uitgang klapt dicht en Lux slaat een zucht van opluchting. Hopelijk zijn alleen zij, Elias en de bedienden nog aanwezig.

Eindelijk.

Ze haalt haar hand door haar haar, klaar om de avond af te sluiten samen met Elias en een goed glas wijn. Ze ziet echter dat haar agent diep in gesprek zit met een van de eigenaren van de galerie. Ze vindt oogcontact met Elias over de schouder van de eigenaar en Elias knikt subtiel naar de bar. De barman is bezig de laatste dingen op te ruimen, die staat duidelijk te popelen om daar weg te gaan en verder te gaan met zijn avond. Lux loopt naar de bar terwijl ze haar portemonnee pakt.

“Heb je nog wat rood over?” vraagt Lux met een oogverblindende glimlach. “Iets wat al open is, ik ben niet kieskeurig.”

De barman pakt een fles pinot noir uit een kast achter hem en draait hem open. “Deze had ik toevallig nog staan,” zegt hij met een knipoog. “Heb je glazen nodig?”

“Heb je plastic glazen?” vraagt Lux, terugdenkend aan het ongelukje eerder deze avond. “Twee?”

De barman geeft haar twee plastic bekers aan. “Alsjeblieft,” zegt hij.

“Bedankt,” zegt Lux, terwijl ze wat geld in de fooienpot stopt. “Fijne avond nog,” zegt ze voor ze wegloopt.

Lux vangt Elias’ blik, houdt de fles wijn omhoog en gebaart naar waar ze vandaan kwam. Elias knikt en steekt zijn duim op voor hij zich weer op het gesprek probeert te concentreren.

Wanneer Lux weer terug is bij haar schilderijen, voelt ze dezelfde somberheid als eerder op de avond weer omhoog komen. Ze huivert. De schilderijen maken haar zenuwachtig en brengen allerlei emoties en herinneringen naar boven. De portretten kruipen nog steeds onder haar huid; ze kan zich niet eens voorstellen wat voor schok het voor Nolan moet zijn geweest om ze te zien.

Lux sjokt door de galerij, draait zich om en staart naar de portretten terwijl ze zich langzaam op de grond laat zakken. Het maakt haar niet veel uit dat de grond waarschijnlijk enorm vies is: ze heeft een lange dag gehad en haar broek is toch al verpest. De helderblauwe ogen van Nolan op het schilderij tegenover haar staren haar aan, zijn blik intens en doordringend, zelfs al zijn ze vastgelegd in olieverf. Er loopt een rilling over Lux haar rug.

Ze draait de dop van de fles los en even overweegt ze om gewoon uit de fles te drinken. Maar op dát punt is ze nog niet. Ze schenkt voor zichzelf en Elias een gul glas in waarna ze de fles naast zich neer zet. Ze heft haar glas en proost op de vijf verschillende schilderijen van Nolan, háár Nolan, voor ze een lange, grote slok wijn neemt. Ze zucht en laat zichzelf verder wegzakken tegen de muur.

Het is niet alsof Lux nog nooit heeft gedacht aan verschillende scenario’s waarop ze Nolan weer zou zien na de breuk. Natuurlijk heeft ze daarover gefantaseerd. Ze heeft de afgelopen vijf jaar genoeg tijd gehad om daarover na te denken. Ze stelde zich voor dat ze hem op een feestje zou zien, met een knap, jong meisje aan zijn arm. Waarmee hij heel hard kan lachen en er samen enorm goed uitzien. Ze stelt zich voor dat ze op haar knieën valt en Nolan smeekt om haar terug te nemen, met de belofte dat ze deze keer alles goed zal doen. Dat ze hun liefde niet meer door haar vingers zal laten glippen. Verdomme, ze heeft zelfs gefantaseerd over een groots Hollywood-einde, waar ze elkaar treffen onder de Eiffeltoren en besluiten dat ze samen beter af zijn dan alleen, waarna ze elkaar in de armen vliegen en elkaar hartstochtelijk kussen.

Maar in alle scenario’s die ze zich had voorgesteld, had Lux nooit kunnen dromen van dít fiasco. Hoe hun ogen elkaar ontmoeten in de menigte, hoe ze verlamd was van de schrik en hoe haar glas wijn door haar vingers zou glippen, griezelig gelijk aan de nacht waarop ze elkaar ontmoetten, 8 jaar geleden. Alleen was Nolan nu weggerend.

Het zou haast romantisch zijn als het niet haar grootste nachtmerrie was.

Lux sluit haar ogen en neemt nog een slok wijn. Ze zou gewoon heel erg dronken moeten worden. Dat is het beste idee.

“De vloer, Lux? Echt waar?” Elias’ voetstappen klinken luid op de glanzende vloer van de galerij terwijl hij de kamer binnenkomt. “Smerig.”

Lux voelt de aanwezigheid van haar vriend boven zich opdoemen en knippert langzaam haar ogen open. Ze tuurt naar Elias, die naar haar terugkijkt.

“Mijn broek is toch al verpest,” Lux haalt haar schouders op, nippend aan haar wijntje. “Wat is een vlek meer of minder?” Ze klopt op de grond naast zich. “Kom bij me zitten.”

“Weet je hoeveel dit pak kost? En hoeveel mensen er hier hebben gelopen vanavond?”

“Ik heb je al een glas wijn ingeschonken,” zegt Lux.

Elias aarzelt en strijkt met zijn handpalm over zijn jasje. Zijn grijze pak is netjes, geen vuiltje te bekennen. Lux kan wel begrijpen waarom Elias het niet vies zou willen maken. Maar nog steeds. Ze heeft een slechte nacht gehad, ze is verdrietig en ook een beetje boos en ze wil gewoon wijn op de grond drinken met haar beste vriend. Is dat te veel gevraagd?

“Eli,” zegt ze liefelijk, terwijl ze met haar wimpers knippert. “Kom op, leef een beetje.”

“Lux,” jammert Elias, terwijl zijn vastberadenheid duidelijk afzwakt.

“Ik betaal de stomerij,” stelt Lux hem gerust. “Beloofd.”

Elias grinnikt en schudt zijn hoofd. Hij gaat naast haar op de grond zitten, met zijn rug tegen de muur geleund. “Waar is mijn wijn?” vraagt hij terwijl hij zijn stropdas losmaakt.

“Oké, wijn,” knikt Lux en ze geeft Elias zijn plastic glas aan.

Ze vult haar eigen glas helemaal tot aan de rand, terwijl ze Elias’ opgetrokken wenkbrauwen negeert. Ze tikt met haar glas tegen dat van Elias en neemt een slok.

“Ben je oké, Lux?” vraagt Elias. “Je leek een beetje afwezig vanavond.”

“Vraag je dat als mijn beste vriend of als mijn agent?”

“Doe dat niet,” zegt Elias. “Je weet dat ik het vraag als je vriend.”

“Ik bedoel, ik zou het je niet kwalijk nemen als je het zou vragen als mijn agent,” geeft Lux toe, starend naar de portretten van Nolan.

“Lux,” begint Elias.

“Nee, echt waar,” vervolgt Lux. “Je hebt meer dan je best gedaan voor deze showruimte. Het was een grootse opening en ik was er niet bij met mijn hoofd. Ik heb het verknald, niet waar?”

“Doe niet zo belachelijk,” zegt Elias. “Kijk me aan,”

Lux kijkt hem met waterige ogen aan.

“Je hebt het geweldig gedaan,” stelt Elias haar gerust terwijl hij zijn hand op haar schouder legt. “Naar mijn mening heb je het het beste gedaan van iedereen. Je hebt meer schilderijen verkocht dan ooit tevoren.”

“Daar heb je gelijk in,” onderbreekt Lux hem.

“En ik heb meerdere aanvragen gehad over portretopdrachten,” vervolgt Elias. “Die vijf portretten hier tegenover deden precies wat ik dacht dat ze zouden doen, Lux.”

Lux kan de bittere lach die over haar lippen rolt niet onderdrukken. “Ja, dat deden ze zeker,” beaamt ze somber. Ze neemt nog een slok wijn.

“Oké, serieus, wat is er met jou aan de hand?” vraagt Elias. “Ik zei net dat het zo’n goede avond was. Waarom zit je nog steeds te mokken?”

“Sorry,” zegt Lux. “Het ligt niet aan jou, dat beloof ik.”

“Dus wat is er dan?”

De deur van de uitgang klinkt luid; Lux gaat ervan uit dat het de barman is die klaar is met opruimen en gaat genieten van de rest van de nacht. Ze zijn eindelijk alleen in de galerij. Ze zucht en laat haar ogen dichtvallen. Het is niet zo dat Elias niks van Nolan weet, dat doet hij namelijk wél, alleen niet alle nare details. Ze weet alleen niet hoe ze aan Elias moet vertellen dat Nolan er die avond was geweest, zomaar ineens vanuit het niets, wie weet waar vandaan. Ze kon het zelf nog amper geloven.

“Ik weet het niet,” begint Lux.

“Hallo?”

Lux verstijft door de stem die ze vanaf de uitgang hoort. Voetstappen echoën in de lege galerij en ze knijpt haar ogen dicht.

Ze zou die stem overal kennen.

Geplaatst op

2.1

“Shit, ik ben vergeten de deur op slot te doen,” zegt Elias. Lux hoort hem overeind krabbelen, stof ritselt terwijl hij zich afstoft. “Laat mij dit maar regelen.”

“Is er iemand-“

“Hé, het spijt me, meneer,” onderbreekt Elias, zijn stem vriendelijk en professioneel. “We zijn gesloten.”

Er is een lange stilte; Lux houdt haar adem in. Misschien gaat Nolan wel weg. Of misschien verbeeldt ze zich dit hele ding. Ze heeft natuurlijk best wat wijn op. Het moet een droom zijn.

“Lux,” hoort ze Nolan roepen. “Luxie,”

Of misschien niet.

Lux ademt langzaam uit terwijl haar ogen opengaan. Nolan staat in de ingang, duidelijk niet op zijn gemak en toch vastberaden. Hun blikken kruizen elkaar en Lux wordt teruggeroepen naar dat moment zo’n 8 jaar geleden in een donkere kroeg. Zelfs na al die jaren is Nolan nog steeds de meest adembenemende man die ze ooit heeft gezien. Zijn doordringende blauwe ogen lieten Lux nooit koud. De tijd heeft hem zichtbaar goed gedaan en hebben hem alleen maar knapper gemaakt. Hij is een aantal lachrimpels rijker en zijn gezicht is wat hoekiger.

Natuurlijk staat het hem verdomde goed. Lux is niet verrast. Ze wist altijd al dat Nolan enorm goed op zou drogen.

“Lux, wat is er aan de hand?” vraagt Elias. Vanuit haar ooghoeken ziet Lux Elias fronsen. “Wie is dit?”

Lux trekt haar wenkbrauwen op en knikt door de galerij naar haar schilderijen. Ze ziet het moment waarop de puzzelstukjes voor Elias in elkaar vallen. Zijn mond valt open van verbazing als hij naar de portretten kijkt en dan weer naar Nolan, dan weer terug naar de portretten.

“Oh,” zegt Elias, zijn hand voor zijn mond. “Oh, shit.”

Inderdaad, oh shit.

Lux neemt een grote slok wijn, haar ogen nog steeds op Nolan gericht.

“Ik zou… ik zou moeten gaan,” stamelt Elias. “Ik moet gaan, toch? Ik bedoel, tenzij je wilt dat ik blijf? Of moet ik gaan?”

Nolan onderbreekt hun staarwedstrijd als eerste en kijkt naar de vloer terwijl hij de zool van zijn sneaker tegen de vloer schuurt. Het rubber piept op het hout. Hij haalt diep adem en kijkt naar Lux terwijl hij zijn haar fatsoeneert.

Nou, die nerveuze tic is in ieder geval niet veranderd.

“Lux?” vraagt Elias terwijl hij zachtjes tegen haar uitgestrekte been schopt. “Vind je het goed als ik ga?”

Ze vindt het echt niet oké, maar ze weet ook dat áls ze een gesprek met Nolan wil hebben, dat ze dat nu moet doen.

“Ga maar naar huis,” weet Lux uit te brengen, terwijl ze Elias een magere glimlach schenkt. “Het gaat goed.”

“Ik sluit wel af,” zegt Elias, terwijl hij in zijn zakken naar zijn sleutels zoekt. “De deur gaat automatisch achter je op slot, oké?”

“Oké.”

“Ik bel je morgen,” zegt Elias.

Lux knikt terwijl ze Elias ziet vertrekken. Hij stopt naast Nolan en opent zijn mond alsof hij iets gaat zeggen, maar hij bedenkt zich wanneer Nolan zich direct naar Lux wendt.

Ze kijken elkaar lang aan, geen van beiden wil als eerste breken. Lux maakt van de gelegenheid gebruik om Nolan verder te bestuderen, probeert te ontmaskeren hoe hij zich nu moet voelen, want zij voelt verdomme van alles tegelijk. Nolan ziet er moeiteloos prachtig uit in zijn eenvoudige polo en zwarte trainingsbroek, waarop een rode en marineblauwe streep over zijn been loopt. Voor een vreemdeling zou hij te casual gekleed zijn voor een opening van een kunstgalerij, maar Lux weet zeker dat die trainingsbroek van Gucci is. Wat raar is, want Nolan had altijd al een hekel gehad aan merkkleding. Over Gucci gesproken trouwens –

“Je bent me duizend euro verschuldigd,” zegt Lux.

“Sorry?” vraagt Nolan met een geschrokken uitdrukking op zijn gezicht.

Lux drinkt haar wijn op en zet het lege glas op de grond. “Je hebt me wel gehoord,” antwoordt ze, terwijl ze zichzelf onhandig overeind heft. “Je bent me duizend euro verschuldigd.”

“O ja?” vraagt Nolan, terwijl hij zijn armen voor zijn borst kruist. “Hoe dat zo?”

Lux gebaart naar haar met wijn besmeurde jumpsuit.

“Dit is van Gucci,” legt ze uit, terwijl ze naar hem toe loopt.

“Dus?”

“Dus het is verpest door jou.”

“Jij bent degene die je wijn heeft laten vallen, niet ik,” Nolan haalt zijn schouders op en staat op, ook al ziet Lux een vleugje paniek in zijn ogen als ze dichterbij komt.

“Ik heb de wijn laten vallen vanwege jou,” houdt Lux vol. “Dus betalen maar.”

“Ik ga niet voor je verdomde jumpsuit betalen, Lux,” schiet Nolan koppig terug. “Wat als ik in plaats daarvan één van je schilderijen koop? Staan we dan quite? Kan ik pinnen of moet ik contant geld gaan halen?”

“Je wilt een-“

“Schilderij van je kopen, ja,” maakt Nolan voor haar af, terwijl hij zijn portemonnee pakt. “Één van mij, eigenlijk. Nee, fuck dat, ik wil ze allemaal kopen. Hoeveel?”

“Die zijn niet te koop,” gromt Lux bijna en stopt vlak voor hem.

De punten van hun schoenen raken elkaar bijna. Nolan lijkt net zo geschokt door hun nabijheid als Lux zich voelt, zijn blauwe ogen dwalen over haar hele gezicht en blijven nooit te lang op één plek. De lucht tussen hen voelt elektrisch aan. Dat deed het altijd, verdomme, zelfs wanneer de dingen zo ontzettend klote werden, en het is duidelijk dat dat niet is veranderd, zelfs niet na al die tijd uit elkaar. Zelfs na alle slapeloze nachten waarin Lux niet wist waar Nolan was, hoe hij van de aardbodem was verdwenen zonder een spoor achter te laten en Lux de verbrijzelde stukjes van haar hart moest oprapen. Lux kijkt naar Nolan en weet niet zeker of ze hem wil kussen of wurgen; ze balt haar vuist langs haar zij, terwijl haar ogen naar Nolans lippen dwalen.

Ze zijn dezelfde roze tint die ze zich herinnert.

Nolans adem stokt in zijn keel en hij duikt om Lux heen om verder de galerijruimte in te stappen. Lux ademt langzaam uit en probeert haar bonzende hart te kalmeren.

Lux kijkt toe terwijl Nolan door de galerij loopt, zijn handen in zijn zakken gestopt terwijl hij naar alle andere schilderijen kijkt. Het is een klassieke vermijdingstechniek van hem. Doen alsof hij geïnteresseerd is in de kunst, maar nooit volledig betrokken zijn bij dat wij hij ziet. Zijn hele houding is nog precies hetzelfde als acht jaar terug.

“Weet je, toen ik je eerder zag, dacht ik dat ik hallucineerde,” geeft Lux toe, terwijl ze haar handen door haar haren haalt. “Ik kon gewoon echt niet geloven dat je hier zou zijn, in mijn galerij, op een van de grootste avonden uit mijn carrière -“

“Ik wist het niet,” zegt Nolan snel, terwijl de kleur uit zijn gezicht wegtrekt. “Ik zweer dat ik het niet wist, Lux. Ik was hier met een vriendin, ik had geen idee dat dit jouw show was. Denk je echt dat ik zou zijn komen opdagen voor… wat? Om met je te fucken?”

“Ik dacht niet da-“

“Dacht je dat echt?” vraagt ​​Nolan. “Weet je wat? Rot toch op. Waarom kan je je niet één keer in mij verplaatsen en bedenken wat een schok het voor mij was, om een ruimte binnen te komen en mijn eigen gezicht op de verdomde muur te zien? Jezus.”

Lux haat het als Nolan gelijk heeft.

“Je hebt gelijk,” geeft Lux met tegenzin toe. “Ik weet dat je dat niet zou doen. Niet met opzet.”

“Dank je.”

“Maar het is niet alsof ik wist dat je hier zou zijn,” zegt Lux. “Ik heb dit ook niet met opzet gedaan, Nolan. Het is niet alsof ik op de een of andere manier contact met je kon opnemen om je te laten weten dat ik een aantal van je schilderijen liet zien. Nee, mijn schilderijen, ze zijn van mij en ik kan ermee doen wat ik wil. In ieder geval. Ik wist niet eens dat je weer in Amsterdam was. Ik weet niet waar je de afgelopen vijf en een half jaar bent geweest, voor het geval je het vergeten bent.”

“We zijn uit elkaar, Lux,” zegt Nolan eenvoudig, terwijl hij voor zijn schilderijen gaat staan. “Mijn verblijfplaats was niet langer jouw zaak. Dat is het trouwens nog steeds niet.”

“Dus waarom ben je hier nu eigenlijk?”

“Ik weet het niet,” lacht Nolan half. “Ik was in de bar aan de overkant van de straat…”

“Ben je dronken?”

“Ben jij dronken?” Vuurt Nolan terug en draait zich om.

“Lang niet dronken genoeg,” zegt Lux, terwijl ze haar halfvolle fles wijn van zijn plek op de vloer pakt en er een slok uit neemt. “Wil je ook wat?”

“Ik heb whisky gedronken,” weigert Nolan.

“Natuurlijk,” mompelt Lux, terwijl ze nog een slok wijn neemt. “Altijd whisky. Jij en je Jameson.’

Nolan kijkt haar lang aan, zijn uitdrukking ondoorgrondelijk. Hij keert terug naar de schilderijen en bestudeert ze aandachtig.

“Ik was vergeten hoe goed deze waren,” zegt Nolan na een lang moment van stilte, bijna tegen zichzelf. Hij draait zich om naar Lux. “Het is iets anders om ze weer in het echt te zien. De manier waarop je gewoon… momenten vastlegt. Het is echt speciaal, weet je? Je bent altijd zo getalenteerd geweest, Lux.”

Lux probeert niet te blozen onder de lof van Nolan, maar ze kan het niet helpen. Het was altijd iets waar ze meer naar verlangde dan naar iets anders; Nolans trots. Ze weet niet zo goed of ze blij moet zijn met het feit dat ze er na al die tijd nog steeds naar hunkert.

“Ja, nou,” stamelt ze, terwijl ze door haar haar gaat als ze naast hem komt staan. “Ik had een makkelijk onderwerp.”

Nolan rolt met zijn ogen en glimlacht.

“Ze zijn echt niet te koop?”

“Nee.”

“Waarom niet?”

“Dat zijn ze gewoon niet,” zegt Lux. “Wie zou ze eigenlijk willen hebben?”

“Ik zou ze willen”, zegt hij zacht. “Ik zou ze willen hebben, Lux.”

Lux voelt dat de spanning in de kamer plaats begint te maken voor een pijnlijk gevoel van verdriet. Ze vindt het niet leuk. Het is gemakkelijker voor haar om aan de woede vast te houden dan om toe te geven aan het gevoel van verlies, vooral nu Nolan hier voor haar staat, schijnbaar onaangetast door dit alles.

Woede is beter.

“Nou, je kunt ze niet hebben,” zegt ze bitter, een slok wijn nemend.

“Als ze niet te koop zijn, waarom laat je ze dan zien?” zegt Nolan

“Omdat het de beste schilderijen zijn die ik ooit heb gemaakt, oké?’ Het komt er boos uit. “Is dat wat je wilt horen?”

Nolan kijkt haar nieuwsgierig aan.

“Ik wil de waarheid horen”, zegt hij irritant kalm. “Ik denk dat ik dat in ieder geval verdien.”

“Ik wilde ze niet laten zien”, geeft Lux met tegenzin toe. “Tenminste, niet allemaal zo, allemaal op een rij, maar mijn agent stond erop en zei dat ze mijn werk het beste lieten zien. Jouw portretten zijn de reden dat hij mij in de eerste plaats heeft getekend. En ze hebben me opdrachten bezorgd voor andere portretten, dus ja. Beste schilderijen die ik ooit heb gemaakt.”

“Er zijn er meer, nietwaar?”

Lux knikt alleen maar en brengt de fles wijn naar haar lippen.

“Dat dacht ik al,” zegt Nolan, terwijl hij aan de punten van zijn haar friemelt. “Je was me altijd aan het schetsen.”

“Nou, zoals ik al zei, je was een makkelijk onderwerp,” zegt Lux ongemakkelijk, toegevend aan het verdriet. “… mijn favoriete onderwerp.”

Nolan erkent haar bekentenis niet, maar loopt dichter naar de schilderijen toe.

“Het is zo vreemd”, mijmert Nolan. “Ik bedoel, natuurlijk herinner ik me al deze momenten, maar toch, als ik ze zo vastgelegd zie, is het alsof ik ze voor de eerste keer beleef. En dat is wat het is, nietwaar? Jezelf zien zoals een ander jou ziet. En jij… je zag me altijd zo goed, Lux. Waarschijnlijk beter dan ik meestal verdiende.”

Lux’ hart verkrampt door zijn woorden.

“Ja, nou,” haalt Lux haar schouders op, terwijl ze wanhopig probeert nonchalant te blijven, ook al heeft ze het gevoel dat ze op het punt staat te huilen. “Ik was hopeloos verliefd op je. Zo simpel is het.”

Nolan perst zijn lippen op elkaar, de pijn staat op zijn gezicht terwijl hij knikt. Hij zucht diep en wendt zich tot het laatste schilderij. Lux trekt een grimas terwijl hij het aandachtig bestudeert.

“Deze is moeilijk om naar te kijken,” mompelt Nolan.

Lux balt haar handen tot vuisten om te voorkomen dat ze beven terwijl ze toekijkt hoe Nolan de blauwe spetters over het onvoltooide portret in zich opneemt en ze probeert te begrijpen wat ze voelt: schaamte voor Nolan die haar gevoelens volledig bloot op een canvas ziet liggen. Verzet om precies dezelfde reden. Zelfvoldane voldoening dat het schilderij Nolan duidelijk treft. Woede dat een schilderij als dit überhaupt bestaat.

Juist. De woede.

“Oh, het spijt me,” antwoordt Lux, haar stem neerbuigend. “Is het moeilijk om naar te kijken, Nolan? Want ik denk dat ernaar kijken verdomme gemakkelijker is dan het beleven.”

“Lux-“

“Maar dat is niet waarom je hier bent, toch?” zegt Lux “Om over mijn kunst te praten? Nadat je amper naar mijn shows kwam voordat je wegging, ben je hier vanavond niet teruggekomen om mijn schilderijen te bespreken, hè?”

“Ja? Nee?” Antwoordt Nolan, zijn kin wiebelt een beetje terwijl hij zijn slaap masseert. “Ik weet het niet-“

“Hoe kan je het niet weten?” eist Lux te weten. “Waarom ben je hier, No?”

“Ik weet het niet!” Nolan klinkt gefrustreerd, een enkele traan glijdt over zijn wang. Hij veegt hem snel weg. “Ik had mijn rekening aan de overkant van de straat betaald en stond buiten een sigaretje te roken en ik zag gewoon… ik zag de galerij leeglopen. Dus ik nam nog een peuk, en toen nog een en ik… verdomme, ik had gewoon het gevoel dat ik moest zien of je er nog was. Omdat het raar voelde om niet op zijn minst met je te praten? Na je voor het eerst in vijf jaar te hebben gezien, hoe kon ik…”

“Vijf en een half jaar”, corrigeert Lux. “Ik bedoel, ik weet dat ik niet belangrijk genoeg voor je ben om dat bij te houden…”

“Hoe kun je dat zeggen?”

“Gemakkelijk,’ spuugt Lux, niet in staat zichzelf te stoppen, jaren van onderdrukte emoties die uit haar tuimelen. “Je liep bij me weg na bijna drie jaar samen alsof het niets was. Alsof het makkelijk was.”

“Dit… dit was een slecht idee,” zegt Nolan, terwijl hij zijn handen in elkaar wringt wanneer hij naar de deur loopt. “Duidelijk. Ik … ik moet gaan.”

“Ga maar,” roept Lux hem na. “Ik bedoel, weggaan is waar je het beste in bent, nietwaar?”

“Fuck you, Lux!” roept Nolan, terwijl hij zich omdraait. Tranen stromen over zijn wangen. “Je hebt geen idee-“

“Ik bedoel, ik noem het maar gewoon bij naam,” zegt Lux, terwijl ze de fles wijn opheft om te proosten. “Maar wat me raakt, is dat ik niet begrijp waarom jij in de eerste plaats zo van streek bent? Jij bent degene die dingen beëindigde. Je hebt me verlaten, Nolan!”

“Is dat echt hoe je dingen onthouden hebt?” vraagt ​​Nolan, geheel verbijsterd.

Lux weet dat ze hem opzettelijk kwetst, dat ze grote delen van hun verhaal weglaat. Fouten waar zij verantwoordelijkheid voor moet nemen. Ze zou plotseling willen dat ze het hele gesprek gewoon terug kon spoelen, wellicht een beetje vriendelijker kon zijn voor Nolan en zijn hart, maar het is nu te laat. En een heel klein, zielig deel van haar wil er zeker van zijn dat Nolan net zoveel pijn heeft als zij.

“Ja,” zegt Lux, haar keel verstrakt en tranen prikkend in haar ogen. “Ik herinner het me alsof het gisteren was.”

Nolan haalt zijn neus op en schudt zijn hoofd terwijl hij woedend de tranen van zijn wangen veegt.

“Dan herinneren we ons dingen heel anders”, zegt Nolan treurig. “Want wat ik me herinner, Lux, is dat je me verliet lang voordat ik jou verliet. Ik deed wat ik deed omdat je me geen andere keuze liet.”

Lux zegt niets. Ze bijt op haar lip, in de hoop dat de scherpe pijnsteek haar ervan zal weerhouden om voor Nolan in stukken te vallen. Nolan kijkt haar aan met wat alleen maar teleurstelling kan zijn; hij wrijft met zijn handen over zijn gezicht, zwaar zuchtend terwijl hij naar de deur loopt.

“Als je jezelf moet vertellen dat ik de slechterik ben, is dat prima. Als dat je helpt om ’s nachts lekker te slapen.’ zegt Nolan zacht, zo zacht dat Lux de woorden nauwelijks kan verstaan. “Maar jij en ik weten allebei dat dat niet waar is. Welterusten.”

Het irritante is dat Nolan zichzelf niet eens de voldoening gunt om de deur dicht te gooien als hij naar buiten gaat. Hij laat hem zachtjes dichtklikken en in een oogwenk weet hij de galerij uit te glippen, weer uit Lux’ leven verdwenen.

Wanneer ze dan eindelijk alleen is, staat Lux zichzelf toe om te huilen.

Geplaatst op

2.2

8 jaar geleden

“Ik wil je schilderen.”

Lux slaat een hand voor haar mond. Verdomme, ze kan niet geloven dat ze het er zo uit flapte en Nolans verhaal zomaar onderbrak. Ze had eigenlijk een heel plan om Nolan te vragen of hij model voor haar wou zitten, een plan waarbij Nolan beslist niet scherp zou inhaleren en half zou stikken in een slok bier. Ze begraaft haar gezicht in haar handen terwijl Ralf een glas water over de tafel naar Nolan duwt, de warmte straalt van zijn blozende wangen.

Ze hebben sinds Lux’ verjaardag verschillende keren afgesproken, maar op de een of andere manier komen ze steeds in een groep terecht en brengen ze hun vrienden bij elkaar. Het is alsof ze allemaal voorbestemd waren om elkaar te ontmoeten, moeiteloos kunnen ze met elkaar opschieten, maar Lux heeft Nolan alleen in stukjes en beetjes alleen kunnen krijgen. Ook het flirten vanuit Lux haar kant schiet nog niet echt op. Meestal wil het wel lukken, maar het is bijna alsof ze Nolan té leuk vindt, zo verdomd verliefd op hem dat ze niets goed kan doen. Hij kijkt naar Lux met een uitdagende glinstering in zijn blauwe ogen en Nolan is gewoon… zo veel. Hij is slim en grappig en hij is geduldig, luistert altijd aandachtig wanneer Lux praat, hij laat haar gewoon doorpraten totdat ze is uitgepraat.

Om nog maar te zwijgen van het feit dat hij de mooiste jongen is die Lux ooit heeft gezien. Hij is de perfecte combinatie van hard en zacht, alle scherpe hoeken en ronde rondingen die Lux’ handen doen trillen, verlangend naar een penseel. Lux wilde hem schilderen vanaf het moment dat ze hem zag.

Daarom had ze een plan. En het is verpest. God. Lux zou willen dat de vloer zich onder haar zou openen en haar in zijn geheel zou opslokken. Ze schaamt zich zo.

“Lux?”

Lux schudt haarzelf uit een trance. Ze kijkt naar Nolan, die eindelijk op adem is gekomen.

Zijn wangen zijn nog steeds roze. Lux kan het zelfs zien in het schemerige licht van de bar.

“Wil je me schilderen?” vraagt Nolan, nieuwsgierig zijn hoofd schuin houdend. “Waarvoor?”

“Het is voor school,” zegt Lux snel. “We moeten iemand schilderen die we kennen…”

“En je wilde mij niet schilderen?” zegt Ralf. “Je geliefde huisgenoot? Ik ben beledigd, Lux, echt waar.”

“Je hebt het gezicht van Nolan niet,” zegt Lux simpel.

Lucas lacht geamuseerd.

“Lullig,” zegt Ralf, terwijl hij haar liefdevol duwt. Zijn blauwe ogen flitsen ondeugend. “Geef toe, je vindt Nolan gewoon mooier dan ik.”

“Het is wel waar,” zegt Lucas met een plagende grijns op zijn gezicht terwijl hij Nolan in zijn wang prikt. “Niet beledigend bedoeld, Ralfie, maar kijk eens naar deze jukbeenderen. Ze verdienen het om vereeuwigd te worden in een schilderij. Is dat niet waar, Lux?”

Lux voelt haar wangen warm worden als Lucas naar haar kijkt, met een zelfvoldane glimlach om zijn lippen.

“Alsjeblieft,” zegt Nolan hooghartig. “Laten we niet doen alsof mijn schoonheid ter discussie staat. Het is gewoon een feit. Natuurlijk zou Lux me willen schilderen. Wie niet?”

Iedereen lacht en de spanning voelt minder snijdend. Lux nipt van haar drankje en ontmoet Nolans ogen over de rand van haar glas. Ze delen een glimlach, Nolans ogen rimpelen aan de zijkant. Vlinders dansen in Lux haar buik.

“Dus wil je dan voor me komen zitten?” vraagt ​​Lux terloops, in de hoop dat Nolan de duidelijke wanhoop in haar stem niet hoort.

“Ja,” knikt Nolan, duidelijk tevreden en een beetje zenuwachtig terwijl hij zijn haar van zijn voorhoofd veegt. “Dat zou ik leuk vinden.”

*

Lux is haar potlood aan het slijpen wanneer de bel gaat.

“Ik kom eraan,” roept ze, ook al kan niemand haar horen. Ze legt het potlood op de rand van de schildersezel, draaft naar de intercom en drukt op de belknop. “Nolan?”

“Ja, ik ben het,” klinkt de stem van Nolan door de luidspreker.

“Kom maar naar boven,” antwoordt Lux en ze laat hem binnen.

Wetende dat het Nolan een paar minuten zal kosten om de vijf verdiepingen naar het appartement van haar en Ralf te beklimmen, blaast Lux een grote adem uit terwijl ze haar kleine woonkamer overziet. Het is een ongebruikelijk warme en zonnige dag voor begin maart en Lux wil de overvloed aan middagzon in haar appartement in haar voordeel gebruiken. Ze doet een stap achteruit, bijt op haar lip terwijl ze de ruimte bestudeert, knikt als ze besluit dat het precies goed is.

Ze weet niet zeker waarom ze zo nerveus is; het is niet alsof ze nog nooit een mens heeft getekend. Sterker nog, ze tekent ze de hele tijd. Wekelijks komen modellen naar een van haar tekenlessen, zitten daar een uur poedelnaakt terwijl vijftien studenten hun lichaam bestuderen en schetsen. Dit zou een makkie moeten zijn. Maar dit is ook Nolan, iemand die ze kent en om wie ze geeft. Het zal moeilijker voor haar zijn om objectief te zijn.

Lux schrikt als Nolan drie keer achter elkaar op de deur klopt. Ze strijkt met haar hand over haar oude Rolling Stones-T-shirt en trekt de zoom rond haar heupen recht terwijl ze diep ademhaalt.

Daar gaan we dan.

Lux loopt naar de deur, strijkt door haar haar en zwaait het naar achter. Ze wacht even voor de deur voordat ze hem opentrekt.

“Hoi,” zegt Nolan ademloos, op zijn hakken heen en weer wiegend, zijn handen in de zakken van zijn zwarte spijkerjack.

“Hoi”, antwoordt Lux met een grijns. “Kom binnen.”

Nolan knikt en haalt zijn vingers door zijn perfect warrige haar als hij het appartement binnenstapt.

“Leuke plek,” merkt Nolan op, terwijl hij de woonkamer rondkijkt. “Die vijf verdiepingen tellende wandeling is verschrikkelijk, maar het is het waard.”

“Oh, God, vreselijk, toch?” Antwoordt Lux, ze doet de deur achter zich dicht en draait het slot om. “Ik dacht dat het erg was toen ik hier kwam wonen, maar eerlijk, probeer die trappen eens als je dronken bent. Het verbaast me dat ik nog niet gevallen ben.”

“Dat verbaast mij ook,” lacht Nolan, terwijl hij zijn zwarte spijkerjasje uittrekt. Lux stikt bijna in haar eigen spuug als ze Nolans dieprode T-shirt ziet, met een obsceen diepe ronde hals die zijn delicate sleutelbeenderen blootlegt.

Shit.

“Is dit oké?” vraagt ​​Nolan, terwijl hij de zoom van het T-shirt om zijn heupen trekt. “Ik wist niet zeker wat ik aan moest trekken”

“J-ja,” stamelt Lux. “De kleur is geweldig, je ziet er geweldig uit.”

“Geweldig”, lacht Nolan.

“Geweldig”, papegaait Lux.

Ze kijken elkaar lang aan. Nolan beweegt zich zenuwachtig heen en weer; hij blijft maar knoeien met zijn haar en zijn shirt rechttrekken, terwijl zijn ogen de hele tijd door de kamer flitsen. Lux kijkt naar hem en ze zou willen dat ze iets kon zeggen waardoor hij zou ontspannen, maar ze heeft het gevoel dat haar tong aan haar verhemelte vast zit geplakt.

“Weet je, ik wist niet zeker of het uitmaakte wat ik droeg,” zegt Nolan, terwijl hij zich weer naar Lux wendt terwijl er een sluwe glimlach op zijn gezicht verschijnt. “Je was niet echt duidelijk in je omschrijving, weet je. Wellicht was het wel een ‘I want you to draw me like one of your French girls’.-ding.’

Daarop moet Lux lachen en ze slaat een hand voor haar mond. De grijns van Nolan wordt breder en zijn ogen rimpelen zich dicht. Dan kan Lux toch wat meer ontspannen en verwondert ze zich over hoe Nolan deze aangeboren gave lijkt te hebben als het erom gaat haar op haar gemak te stellen, zelfs als hij zelf duidelijk nerveus is.

“Oh mijn God,” lacht Lux.

“Ach, kom op, Luxie, je kunt me niet vertellen dat je geen Titanic-fantasie hebt,” plaagt Nolan, terwijl hij zijn jas over de rugleuning van de bank gooit. “Je moet. Wat heeft het voor zin om schilder te zijn als je dat niet hebt?”

“Zelfs als ik dat deed-“

“Dus je hébt die fantasie.”

“Zelfs als ik dat deed,” benadrukt Lux, terwijl ze haar hand opsteekt. “Je moet de Titanic-scene verdienen, No. Dat kan niet voor een eerste schilderij van iemand”

‘Staat genoteerd,’ knikt Nolan plechtig, zijn ogen twinkelen. “Dus waar wil je me hebben?”

Overal, denkt Lux.

“De stoel daarachter,” zegt Lux, wijzend naar het raam. “Wil je iets drinken? Ik heb bier en ik ben er vrij zeker van dat Ralf een fles Jägermeister in de vriezer heeft liggen.’

“Bier is prima,” zegt Nolan gemakkelijk en ploft neer in de fauteuil.

‘Oké, natuurlijk,’ antwoordt Lux, terwijl ze naar de kleine keuken loopt. Ze pakt twee blikjes Heineken uit de koelkast en maakt die open.

“Hoe kun je me schilderen als we bier drinken?” roept Nolan vanuit de woonkamer. “Moet ik niet poseren en… urenlang geen spier bewegen?”

Lux grinnikt en loopt terug naar de woonkamer.

“Heb je me onder valse voorwendselen hierheen gelokt, Luxie?” vraagt ​​Nolan, terwijl hij een blikje van haar aanneemt. “Waar is alle verf? Ik zie een ezel en canvas, maar geen verf…”

‘Zoveel vragen,’ merkt Lux op, terwijl ze in de bureaustoel gaat zitten die ze uit haar kamer rolt.

“Nou, ik heb dit nog nooit eerder gedaan, weet je,” grapt Nolan, terwijl hij met zijn wimpers knippert. “Ik wil dat je het me laat zien.”

Lux pakt haar grote schetsblok van haar geïmproviseerde werkstation en veegt de stukjes gumsel van de bovenste pagina.

“Het doek komt later. Ik ga je eerst schetsen,’ legt Lux uit. “Als dat oké is? Op die manier kan ik je een soort van voelen.”

“Nou, aan de slag dan,” grijnst Nolan gemeen, terwijl hij zijn sneakers uittrekt en een voet onder zijn andere knie stopt. Hij trekt zijn wenkbrauw op. “Voel me maar eens goed.”

‘Jij bent echt de ergste,’ zegt Lux met een diepe zucht.

“Sorry, sorry,” lacht Nolan. “Ik kan er niets aan doen.” Hij laat een elleboog op de armleuning rusten en legt zijn kin in zijn hand; hij nipt van zijn bier en laat dan zijn blikje op zijn knie rusten, terwijl hij met een vinger aan het etiket krabt.

Lux schudt haar hoofd en glimlacht, terwijl ze observeert hoe Nolans verandering in houding alle lijnen van zijn lichaam verschuift. Ze pakt haar potlood en gaat aan de slag, beginnend met het schetsen van een aantal cirkels.

“Je gaat me echt niet poseren?”

‘Nee,’ antwoordt Lux, terwijl ze haar schetsblok optilt terwijl Nolan zijn nek uitstrekt om te kijken wat ze aan het doen is. Ze grinnikt en kijkt naar hem op. “Ik wil dat het zo natuurlijk mogelijk aanvoelt, ja? Het idee is om een ​​onbewaakt moment vast te leggen. Een klein stukje tijd, een enkele hartslag. Ik haat die saaie oude portretten waar geen gevoel van leven in zit, weet je? Waar elk klein ding is gepland en geposeerd en overwerkt. Dat is niet het soort artiest dat ik wil zijn.”

‘De Mona Lisa was wel geposeerd,’ merkt Nolan op, terwijl hij verschuift in de stoel. “Je kunt niet ontkennen dat daar leven in zit. Waarom zouden we het anders eeuwen later nog over haar hebben?”

Lux voelt dat haar hart een sprongetje maakt.

“Daar ben ik het niet mee eens,” zegt Lux, terwijl ze het schetsblok op haar knieën laat rusten. ‘Ik bedoel, ja, natuurlijk poseerde ze, maar wist je dat het da Vinci vier jaar kostte om de Mona Lisa te schilderen? Het is duidelijk dat ze daar niet vier jaar lang heeft gezeten. Wie weet hoe lang ze het eigenlijk deed, maar hoe lang het ook was, denk je echt dat ze daar gewoon zat en die grijns vasthield? Het is praktisch onmogelijk voor een mens om dat te doen. Je zit hier nog geen 5 minuten en je bent al twee keer van houding veranderd, No. Je kunt niet stil zitten.”

“Je zei me dat niet te doen!” protesteert Nolan en hij neemt een slok bier.

“Nee, ik weet dat ik dat zei,” vervolgt Lux. “Luister, de reden dat we het vandaag nog steeds over de Mona Lisa hebben, is niet de pose, maar hoe da Vinci haar zag, hoe hij dat ene moment in de tijd interpreteerde. Waar lacht ze om? Wat veroorzaakte die glinstering in haar ogen? Was zij het werkelijk of was het wat Da Vinci van haar dacht? Miljoenen mensen hebben erover nagedacht, maar slechts twee mensen weten echt wat er gebeurde terwijl ze voor dat portret zat. Dat is wat ik wil dat dit is.”

‘Iets wat alleen wij weten,’ zegt Nolan, terwijl er langzaam een ​​glimlach op zijn gezicht verschijnt.

“Precies,” knikt Lux. ‘Als het je lukt, zou ik graag willen dat je vergeet dat ik je teken. Laten we gewoon… praten. Ik weet wat ik voor het portret wil als ik het zie. Ontspan en vertrouw me, oké?”

Nolan ademt langzaam uit, likt zijn lippen en drukt ze op elkaar wanneer hij knikt. Hij ontspant zijn houding en zakt terug in de kussens. Lux past het schetsblok van haar knieën, bijt op de binnenkant van haar wang als ze weer aan het werk gaat, en ze concentreert zich op de hoge jukbeenderen van Nolan en de vorm van zijn ogen. Ze zijn lange tijd stil; het enige geluid in de kamer het krassen van Lux’ potlood op de pagina en af ​​en toe een voorbijkomende tram vanaf de straat beneden. Het is niet ongemakkelijk maar wel enorm zenuwslopend. Hun ogen ontmoeten elkaar telkens wanneer Lux opkijkt van haar schetsblok.

‘No,’ zucht Lux, terwijl ze de ronding van zijn linkerwenkbrauw opvult. “Ik kan niet geloven dat dit de enige keer is sinds ik je heb ontmoet dat je stil bent.”

‘Sorry, sorry,’ zegt Nolan beschaamd. ‘Ik… ik vind het gewoon leuk om je aan het werk te zien. Je krijgt zo’n rimpeltje tussen je wenkbrauwen als je je concentreert.’

Lux masseert zelfbewust tussen haar wenkbrauwen.

‘Niet doen,’ zegt Nolan. “Het is schattig.”

De achterkant van Lux’ nek voelt warm aan. Ze houdt een grijns in terwijl ze haar potlood achter haar oor steekt, naar haar blikje bier reikt en een snelle slok neemt.

‘Ik ben er niet aan gewend om bekeken te worden terwijl ik dit doe,’ geeft Lux toe, terwijl ze haar tekenhand buigt en haar vingers knakt. “Het is raar.”

“Hoe denk je dat de modellen op school zich voelen?” vraagt ​​Nolan met een scheve glimlach.

“Ik denk dat ik er nooit echt over heb nagedacht,” geeft Lux toe, terwijl ze haar potlood pakt en weer aan het werk gaat. “Maar nogmaals, de modellen in de klas praten nooit tegen ons. Ze zitten daar gewoon en zijn een soort van in trance.”

‘Ik kan me voorstellen dat je dat zou moeten doen,’ mijmert Nolan. “Hoe ga je anders om met een uur lang volledig naakt in een kamer vol vreemden zitten terwijl ze naar je staren? Ik bedoel, ik voel me nu al blootgesteld en ik ben volledig aangekleed.”

“Het is eigenlijk best klinisch als ze daar zijn”, zegt Lux, terwijl ze Nolans irissen schaduwt en de kleine rimpels bij zijn ogen tekent. “Het is niet zo.”

“Denk je dat dat het punt van je opdracht is?” vraagt ​​Nolan.

Lux kijkt hem verbaasd aan.

“Ik bedoel, het is moeilijker om je te verschuilen achter techniek en objectiviteit als het iemand is die je kent”, legt Nolan uit. “Het haalt je uit je comfortzone, dwingt je om jezelf ook echt in het schilderij te plaatsen, zoals je zei – oké, wat? Waar lach je om?”

‘Ik dacht gewoon echt precies hetzelfde voordat je hier kwam,’ zegt Lux, niet in staat om de glimlach van haar gezicht te vegen. ‘Ik bedoel, het zou me niet moeten verbazen dat je het snapt, want jij bent ook een artiest. Het is gewoon… het is fijn om te weten dat iemand het begrijpt.”

“Het kan behoorlijk isolerend zijn, nietwaar?” Vraag Nolan. “Schilderen?”

“Absoluut”, zegt Lux. “Alsof je van buiten naar binnen kijkt. Altijd observeren, zelden meedoen. Maar ik kan me voorstellen dat schrijven erger is.”

‘Ja’, mijmert Nolan. “Het is alleen jij, je hersenen en al deze gevoelens die vechten om eruit te komen.”

“En als het je lukt om dat te doen…”

“Er is niets beter in de wereld”, besluit Nolan. “Daarom doen we wat we doen.”

‘Ja,’ mompelt Lux.

Ze vallen een paar minuten stil terwijl Lux schetst en het potlood op de pagina stippelt terwijl ze probeert de stoppels op de kaak van Nolan vast te leggen.

“Ben je ooit bang dat je het allemaal voor niets doet?” vraagt ​​Nolan plotseling.

“Wat bedoel je?”

“Alle lessen, alle cursussen,”, verduidelijkt Nolan. Hij drinkt zijn blikje leeg en zet het op de grond. “Al die jaren intensief bezig geweest met het bestuderen van iets dat duidelijk een aangeboren talent is. Waarom doe je het?”

“Ik denk dat het belangrijk is om je vak aan te scherpen,” zegt Lux, voorzichtig beginnend Nolans haar. “Je kunt altijd beter zijn, er is altijd iets nieuws dat je kunt leren. Wat de rest betreft, dat is allemaal een beetje aan het toeval overgelaten, nietwaar? Maar hopelijk ben ik in ieder geval voorbereid op wat er ook op mijn pad komt, als dat zo is.”

‘Dat is waar,’ zucht Nolan, terwijl hij zijn vingers door zijn haar haalt. “Ik denk dat ik soms bang ben dat ik al dit geld voor niets heb uitgegeven aan mijn mooie opleiding creatief schrijven, weet je? Zoveel schuld voor een stuk papier waarop staat dat ik een schrijver ben en dat het me misschien nergens toe brengt.”

‘Maar je bent zo goed,’ verzekert Lux hem, terwijl ze haar potlood in de spiraal aan de bovenkant van haar schetsboek steekt. Ze laat haar schetsblok op haar knieën rusten en schenkt Nolan haar volle aandacht. “Ik heb die korte verhalen op je blog gelezen. Ik weet dat ik geen expert ben, maar ik vond ze verdomd geweldig. Je roman zal dat ook zijn.’

“Heb je die verhalen echt gelezen?”

“Natuurlijk” antwoordt Lux. ‘Zodra je me over ze vertelde, ik-oh, shit. Wilde je niet dat ik dat deed? Het spijt me…’

‘Nee, nee, ik wilde dat je dat deed,’ onderbreekt Nolan verlegen. “Ik dacht gewoon niet dat je ze echt zou lezen, weet je?”

“Waarom niet?” vraagt ​​Lux, licht beledigd dat Nolan er anders over zou denken.

‘Ik weet het niet,’ haalt Nolan zijn schouders op. “Ik dacht dat alleen mijn moeder ze zou lezen.”

Lux lacht.

‘Nee, echt niet,’ houdt Nolanvol, terwijl hij naar beneden kijkt en een gaatje in de knie van zijn spijkerbroek plukt. “Ik kan het niet helpen dat ik me soms voel, vooral hier in Amsterdam, waar iedereen een schrijver of een artiest of een acteur of zoiets is, wat maakt mij nog speciaal? Ik weet dat ik grote praatjes heb, dat ik de volgende grote roman ga schrijven en bovenaan alle bestsellerlijsten zal staan, maar wat als ik dat niet doe? Wat als ik niet eens gepubliceerd word? Ooit? Wat als ik gewoon… schrijf voor een leegte? Wat als niemand ooit iets wil horen wat ik te zeggen heb?”

‘Ik wil je horen’ zegt Lux serieus. ‘Ik zal altijd willen horen wat je te zeggen hebt, No. Dat betekent misschien niet veel…’

‘Het betekent alles,’ zegt Nolan, terwijl hij naar haar opkijkt, zijn blauwe ogen intens.

Ze kijken elkaar lang aan, elektriciteit knettert in de lucht. Lux’ hart begint te bonzen in haar borst, vlinders dansen in haar buik.

“Mag ik je iets vragen?” Vraagt Nolan even later.

“Natuurlijk”, antwoordt Lux.

“Waarom wilde je me schilderen?” vraagt ​​Nolan, nieuwsgierig naar voren leunend. ‘Ik weet dat je zei dat de opdracht was om iemand te schilderen die je kende, maar we hebben elkaar net ontmoet, Lux. We kennen elkaar amper.”

“Maakt dat echt uit?”

“Misschien niet”, geeft Nolan lachend toe.

‘Ik denk van niet,’ zegt Lux, verbaasd over haar openhartigheid. ‘Ik denk dat het belangrijkste is dat ik je wil leren kennen. Weet je waar ik sinds we elkaar hebben ontmoet niet meer kan stoppen met over nadenken?

“‘Nolan is zo knap, waarom hebben we nog geen seks gehad?'” grapt Nolan.

‘Nou ja,’ grijnst Lux. ‘Ik denk dat elke keer als ik je zie, No. Ik dacht dat dat duidelijk was. Maar dat was niet wat ik wilde zeggen.”

‘O-oh,’ stamelt Nolan, spanning hoorbaar in zijn stem. “Wat wilde je dan zeggen?”

‘Wat ik wilde zeggen, is dat vanaf het moment dat ik je in die kroeg zag, ik wist dat je een belangrijk iemand zou worden,’ zegt Lux, voorovergebogen in haar stoel. “Het was net alsof… een licht aanging. Het is niet alleen dat ik me tot je aangetrokken voel, wat, als ik niet duidelijk genoeg ben geweest, ik ben. Ik voel me erg tot je aangetrokken.”

Nolan bloost en glimlacht terwijl hij naar zijn handen kijkt. De late middagzon baadt hem in gouden licht, zijn wimpers werpen schaduwen op zijn wangen.

“Het is echter meer dan alleen aantrekkingskracht. Ik wil bij je zijn, Nolan,’ gaat Lux verder. “Ik wil alles van je weten. Het goede, het slechte, het lelijke. Alles. Als je me dat toestaat, tenminste. En in ruil daarvoor wil ik mezelf delen. Ik weet dat het gek klinkt omdat we elkaar net hebben ontmoet, maar zo voel ik me. Is dat raar?”

Nolan is lange tijd stil, duidelijk overweldigd en alles in zich opnemend. Terwijl ze geduldig wacht op een reactie, bonst Lux’ hart in haar borst; ze vraagt ​​zich af of ze te sterk overkomt, of ze te veel, te snel heeft gezegd. De rechterhand van Nolan schuift langs zijn linker biceps omhoog en knijpt erin, terwijl zijn linkerhand op zijn tegenovergestelde heup rust, bijna alsof hij zichzelf omhelst. Zijn schouders krommen naar binnen, waardoor de kraag van zijn T-shirt nog lager zakt, waardoor nog meer van zijn borst zichtbaar wordt. Hij haalt huiverend adem.

‘Nee,’ mompelt Nolan, terwijl hij naar Lux opkijkt, zijn ogen stralend en zijn gezicht onmetelijk zacht. “Nee dat is het niet. Ik wil dat allemaal, Luxie. Alles. Alles wat je zei, wil ik ook.”

Het is alsof alles op dat ene moment kristalhelder wordt. Lux ziet het zo helder als de dag.

“O, mijn god,” zegt Lux enthousiast. “Dat is het.”

“Wat?” Nolan schrikt en laat zijn armen langs zijn zij vallen. “Wat is er?”

‘Het schilderij,’ zegt Lux een beetje verwoed en legt haar schetsblok opzij. Ze komt overeind en steekt in één stap de ruimte tussen hen over. “Ik zie het. Zag het. O mijn God.”

‘Oh, shit, ik ben het vergeten,’ hijgt Nolan, zijn ogen worden groot als hij naar haar opkijkt. ‘Shit, wat was ik eigenlijk aan het doen? Ik ben verplaatst, het spijt me, shit.”

“Nee, nee, niet doen,” verzekert Lux hem. ‘Dit is wat ik wilde, weet je nog? Het is oké, ik weet nog wat je aan het doen was.’

Ze hurkt voor Nolan neer en reikt naar hem. Ze stopt net voor ze hem aanraakt om op te kijken en zijn ogen te ontmoeten.

“Kan ik?”

‘J-ja,’ knikt Nolan met een hese stem. “Natuurlijk.”

Lux pakt voorzichtig de rechterarm van Nolan en beweegt hem op zijn plaats. Nolan kijkt naar haar, zijn pupillen verwijden zich, zijn adem oppervlakkig. Lux voelt de energie tussen hen bonzen terwijl ze Nolans hand op zijn biceps legt en zachtjes knijpt.

‘Zo,’ mompelt Lux, haar hart bonzend terwijl haar vingers langs Nolans onderarm glijden, de vorm van zijn tattoo volgen en het kippenvel voelen dat daar opkomt. “Alsof je jezelf knuffelt, ja?”

‘Oké,’ antwoordt Nolan, even zacht, terwijl zijn andere arm vanzelf op zijn plaats glijdt, zijn hand op zijn heup. Hij likt zijn lippen, drukt ze op elkaar, trilt een beetje terwijl hij hard slikt, zijn adamsappel beweegt. “Is dit goed?”

‘Het is perfect,’ zegt Lux, terwijl ze Nolans haar voorzichtig over zijn voorhoofd strijkt en dan de lijn van zijn kaak volgt, zijn kin naar links kantelend. “Je bent perfect.”

Lux legt haar handen op Nolans bovenbenen, terwijl haar vingers gedachteloos cirkels tekenen op de ruwe spijkerstof terwijl ze naar hem opkijkt. Ze maakt haar lippen nat, haar ogen gefixeerd op Nolans mond. Nolans adem stokt als Lux naar voren leunt en de afstand tussen hen begint te verkleinen.

‘Lux’ waarschuwt Nolan. “Ik zweer het je, als je me nu kust, krijg je dit verdomde schilderij nooit af.”

“Fuck it,” zegt Lux roekeloos, nog steeds zwevend in de ruimte van Nolan met zijn licht kruidige geur waardoor ze zich een beetje dronken voelt. “Het kan me niet schelen. Eerlijk gezegd echt niet.”

‘Toch wel,’ werpt Nolan tegen, terwijl hij langzaam uitademt terwijl hij met zijn ogen open knippert. “Ik weet dat je dat doet.”

“Fuck, dat doe ik,” beaamt Lux na een moment, haar kin op haar borst latend. Ze haalt een paar keer diep adem en probeert haar hartslag weer onder controle te krijgen. Zodra de spanning tot een draaglijk niveau is gezakt, kijkt ze weer op naar Nolan, die plichtsgetrouw zijn pose vasthoudt. “Oké, laten we het doen.”

‘Oké,’ antwoordt Nolan, zijn ogen rimpelen terwijl hij glimlacht.

Met behulp van de bovenbenen van Nolan als hefboom, duwt Lux haarzelf overeind en dan stopt ze haar haar achter haar oren. Ze doet een stap achteruit en omlijst Nolan met haar handen. Tevreden met wat ze ziet, haalt Lux haar telefoon uit haar achterzak, ontgrendelt hem en opent de camera.

“Vind je het erg?” Vraagt Ze ‘Je ziet er… dit licht is geweldig. Ik wil het niet kwijt.”

“Een voordeel dat we hebben ten opzichte van Da Vinci, nietwaar?” knipoogt Nolan.

“Ja,” grijnst Lux terwijl ze de foto maakt. “Oké, kun je naar beneden kijken en dan weer omhoog naar mij op drie?”

Nolan knikt. Lux telt af en drukt op de sluiter terwijl Nolan naar haar opkijkt.

‘Perfect,’ mompelt Lux terwijl ze naar de foto kijkt. Nolan heeft dezelfde zachte, liefdevolle glimlach op zijn gezicht als toen de inspiratie toesloeg. Ze vraagt ​​zich af of Nolan hem vanaf het begin zo heeft aangekeken en dat ze dat nu pas beseft. Haar maag draait zich een beetje om bij de gedachte.

‘Oké,’ zegt Lux, terwijl ze haar afspeellijst voor schilderen op haar telefoon tevoorschijn haalt en op play drukt. Ze legt de telefoon op de vensterbank en manoeuvreert haar ezel op zijn plaats. ‘O, vind je Fleetwood Mac leuk? Ik luister er altijd naar als ik schilder, ze helpen me me te concentreren.”

‘Prima, Luxie,’ glimlacht Nolan. “Al ben ik zelf meer een fan van rap. Voor toekomstige referentie.”

‘Goed om te weten,’ grijnst Lux, haar knokkels krakend en haar vingers jeuken als ze haar tekenpotlood grijpt. “Ik ga me voorlopig concentreren op het schetsen op het canvas. Het heet dat… de onderschildering? Ik heb de foto ter referentie, maar het is altijd beter om vanuit het echte werk te werken. Laat het me weten als je moe wordt, dan stoppen we, oké?”

“Oké.”

Ze delen een glimlach, de ogen van Nolan glimmen saffierblauw in het langzaam afnemende licht.

Lux haalt diep adem om zich te concentreren en gaat aan het werk, haar potlood op het doek zettend. Ze glijdt snel in een werkflow en verliest alle begrip van tijd terwijl ze zich concentreert op het gezicht van Nolan en zijn gelaatstrekken minutieus schetst. Ondanks al zijn friemelen toen hij net ging zitten, is Nolan nu een ideaal onderwerp, hij beweegt nauwelijks en knippert met een oogwenk. Hij valt niet in een bepaalde trance zoals Lux had gezegd dat de modellen tijdens haar lessen deden; in feite worden zijn ogen intenser naarmate de sessie langer duurt. De hitte in Nolans blik zorgt ervoor dat de haren op Lux’ armen overeind gaan staan, kippenvel rimpelend terwijl haar hartslag omhoog schiet. In plaats van hem af te leiden, spoort het Lux alleen maar aan, haar potlood vliegt over het canvas, de onderschildering krijgt vorm terwijl Nolan op het canvas begint te verschijnen. Lux weet al dat dit het beste werk is dat ze ooit heeft gemaakt.

Lux is zo gefocust dat ze het geluid van sleutels die in het slot rinkelen niet eens herkent. Zij en Nolan springen allebei ongeveer een meter in de lucht wanneer de deur dichtslaat, de kleine luchtbel om hen heen knalt terwijl de geurige geur van hete pizza het appartement vult.

‘Schat, ik ben thuis,’ roept Ralf joviaal, zijn sleutels rammelend terwijl hij ze in de schaal op het bijzettafeltje gooit. ‘En ik wil alles horen over…’ Zijn ogen worden groot als hij Lux en Nolan ziet. “Oh shit, het spijt me, ik dacht dat jullie nu wel klaar zouden zijn?”

“Het geeft niet, ik ben de tijd uit het oog verloren”, antwoordt Lux, terwijl ze op haar telefoon tikt om de muziek uit te zetten. Ze draait haar ruggengraat, kreunend van voldoening als ze opspringt. ‘We zouden toch moeten stoppen, nietwaar, No? We zijn het licht kwijt.”

‘We zijn het licht eeuwen geleden kwijtgeraakt,Lux ,’ informeert Nolan haar.

“Shit, dat is inderdaad zo,” verwondert Lux zich, kijkend naar de roze en paarse strepen die de lucht beginnen te marmeren als de zon ondergaat. “Je had iets moeten zeggen.”

Ze kijkt achterom naar Nolan, haar mond wordt droog bij het zien hoe hij zijn armen over zijn hoofd uitstrekt en een stukje gebruinde buik onthult.

“En jou nderbreken?” antwoordt Nolan, grijnzend als hij Lux ziet kijken. “Niet in een miljoen jaar. Waar is de badkamer, trouwens?’

‘Rechts in de gang,’ zegt Lux.

‘Bedankt,’ glimlacht Nolan, terwijl zijn vingers fijntjes langs Lux’ schouders gaan als hij voorbijloopt. “Ben zo terug.”

“Eh, wat was dat verdomme?” Zegt Ralf zodra Nolan buiten gehoorsafstand is.

“Ralf, hij zal je horen!” Lux sist terwijl ze door de gang kijkt om te bevestigen dat de badkamerdeur dicht is.

‘Het spijt me, Lux,’ verontschuldigt Ralf zich in een zachter volume. “Moet ik gaan? Ik weet zeker dat ik iemand kan bellen om mee af te spreken…”

Het zou er raar uitzien als je je pizza zou pakken en weg zou gaan,’ spot Lux rollend met haar ogen. “Het is goed.”‘

‘Als jij het zegt,’ zegt Ralf, terwijl hij op de bank ploft en de pizzadoos openklapt. “Je weet toch dat ik zou vertrekken als je het zou vragen, toch?”

“Ja, Ralf,” zegt Lux liefdevol, terwijl ze haar tekenbenodigdheden inpakt.

Ralf zet de tv aan en zapt door de kanalen totdat hij genoegen neemt met een aflevering van Friends. Lux glimlacht, draait zich weer om naar haar canvas en tilt het van de ezel. Ze laat de rand van het doek op haar knieën rusten terwijl ze haar werk bestudeert, tevreden glimlachend om wat ze ziet. Ze kan niet wachten om serieus aan het schilderij te beginnen, kan niet wachten om het tot leven te brengen en aan de wereld de Nolam te laten zien die zij ziet.

Lux hoort de deur van de badkamer open en dicht gaan en staat snel op om het canvas in haar kamer op te bergen. Haar hand ligt op de deurknop als Nolan weer in de woonkamer verschijnt.

“Ik krijg het werk niet te zien?” pruilt Nolan. “Dat lijkt me niet helemaal eerlijk, hè?”

“Laat je mensen je onvoltooide roman lezen?” Werpt Lux tegen, het canvas beschermend tegen haar borst gedrukt.

“Touché”, antwoordt Nolan grijnzend. ‘Verstop het maar, Luxie. Ik wacht op het eindproduct.”

‘Dat klopt,’ plaagt Lux, terwijl ze haar slaapkamerdeur openduwt. Voorzichtig legt ze het canvas op haar bed, niet in staat om een ​​enorme grijns op haar gezicht te stoppen terwijl ze de woonkamer in loopt.

“…weet je het zeker?” vraagt ​​Ralf aan Nolan “Er is genoeg pizza en bier om rond te gaan.”

“Nee, ik zou echt-“

‘O,’ zegt Lux en haar gezichtsuitdrukking wordt sip. “Je gaat weg?”

‘Ja,’ zegt Nolan, terwijl hij zijn jasje tegen zijn borst drukt terwijl hij zich naar Lux draait. “Ik heb werk te doen en ik voel me een beetje… geïnspireerd na vandaag, dus…”Hij loopt weg en geeft Lux een zachte, persoonlijke glimlach, een glimlach die Lux’ maag salto’s laat maken.

‘Dus je moet gaan,’ zegt Lux. “Als inspiratie toeslaat, luister je.”

‘Juist,’ antwoordt Nolan, terwijl zijn glimlach breder wordt.’Ik zal je naar buiten leiden,’ zegt Lux.

Nolan knikt. Hij neemt afscheid van Ralf terwijl hij zijn jas aantrekt; Ralf antwoordt hem zonder zijn ogen van de televisie af te wenden, volledig in beslag genomen door een aflevering die hij waarschijnlijk al tientallen keren heeft gezien.

Lux opent de deur, leunend tegen de deurpost zodra Nolan de gang in stapt.‘Ik moet echt werken,’ zegt hij zacht, terwijl hij Lux’ aura binnenstapt en met de zoom van haar t-shirt speelt, terwijl zijn vingers Lux’ heup door het dunne katoen kunnen voelen. “Ik wil niet dat je denkt dat ik je voorbij loop of zo.”

“Nooit in me opgekomen.”

“Leugenaar”, lacht Nolan.

‘Oké, je hebt me door,’ geeft Lux toe, terwijl ze haar hand uitsteekt en Nolans haar van zijn voorhoofd veegt. Nolan zucht terwijl Lux haar vingers zachtjes langs zijn nek naar beneden sleept, zijn greep op Lux’ t-shirt strakker terwijl zijn ogen naar Lux’ mond dwalen. Het zou zo gemakkelijk zijn om haar nu te kussen, en God, dat wil hij, en toch wacht Nolan. Ook omdat hij niet wil dat zijn eerste kus met Lux in het volle zicht van haar huisgenoot is en op de een of andere manier ook omdat de verwachting nu des te zoeter voelt.

‘Bedankt voor vandaag,’ mompelt Lux. “Voor alles.”

‘Graag gedaan,’ antwoordt Nolan terwijl hij door zijn wimpers naar haar opkijkt. ‘Heb je me nog nodig? Voor het schilderij?”

‘Ja, alsjeblieft,’ knikt Lux, een beetje afgeleid door het driehoekige sproetendriehoekje op Nolans wang. ‘Ik laat het je weten als het bijna klaar is? Dan kun je misschien nog even zitten voor de laatste details?”

‘Het is een date,’ glimlacht Nolan.

“Het is een date,” bevestigt Lux met een brede glimlach.

‘S

‘Fijne avond, Luxie,’ zegt Nolan lueflijk. “Ik sms je later wel.”

Lux ziet hem gaan; Nolan draaft de trap af, stopt bij de eerste overloop en knipoogt naar haar.

‘Tot snel,’ zegt Lux.

‘Tot snel,’ echoot Nolan.

Lux gaat pas weer naar binnen als de echo’s van Nolans voetstappen in het trappenhuis zijn verdwenen.

2.3

Lux pakt haar kleinste penseel en dept het in de witte verf op haar palet. Ze werpt een blik op de foto die aan de zijkant van de ezel is geplakt en richt dan haar blik op de man zelf, terwijl de vlinders in haar buik nog drukker rondvliegen als hun ogen elkaar ontmoeten. Het zonlicht is misschien niet helemaal hetzelfde als de gouden middag die ze het vorige weekend hadden, maar Nolan ziet er niet minder stralend uit terwijl hij geduldig zit te wachten tot Lux het portret af heeft. Hij heeft dezelfde outfit aan als voorheen, zijn haar is hetzelfde gestyled, zelfs de schaduw is hetzelfde; het enige dat vandaag anders aanvoelt, is de energie tussen hen, de verwachting die voelbaar is vanaf het moment dat Nolan het appartement binnenstapte.

Lux weet niet meer hoe lang ze daar zit, starend naar Nolan, haar penseel in de lucht.

“Zie ik er goed uit, Lux?” plaagt Nolan, met opgetrokken wenkbrauwen.

“Altijd,” antwoordt Lux nonchalant.

Ze richt haar aandacht weer op het schilderij en voegt kleine witte vlekjes toe aan de pupillen van Nolan, in een poging het licht in zijn blauwe ogen perfect te vangen. Als ze weer opkijkt, ziet ze een klein kleurtje op Nolans wangen terwijl hij rustig ademhaalt en een klein beetje friemelt aan de onderkant van zijn t-shirt. Z e bijt een zelfvoldane grijns weg en voegt een klein stipje wit toe aan het midden van Nolans onderlip, voorzichtig mengend met het lichtroze, wat diepte en textuur toevoegt. Ze duwt zichzelf achteruit in haar bureaustoel zodat ze het schilderij van een afstand kan zien. Ze haalt diep adem en zucht tevreden terwijl ze haar handen over haar wangen wrijft.

Het is klaar.

“Is het-“

‘Wacht,’ onderbreekt Lux, terwijl ze zich terugdraait naar de ezel en een andere kwast pakt. Ze doopt het in de zwarte verf en zet haar initialen in de hoek. Ze kan de grote grijns die op haar gezicht verschijnt niet onderdrukken. “Nu. Nu is het klaar.”

“Kan ik het zien?” vraagt ​​Nolan.

‘J-ja,’ stamelt Lux terwijl ze staat en de bureaustoel opzij duwt. “Natuurlijk kan je dat.”

Lux is zo ontzettend nerveus dat ze zich een beetje duizelig voelt. Objectief gezien is het schilderij goed, dat weet ze. Maar terwijl Nolan naar haar toe loopt, kan Lux het niet helpen dat ze bang is dat Nolan het zal haten of denkt dat zij een vreselijke artiest is. Haar ziel staat daar op het doek, open en bloot te zien voor Nolan. Vanwege Nolan.

Lux doet een kleine stap naar achteren als Nolan voor de ezel komt staan, zodat hij wat ruimte heeft om het schilderij alleen in zich op te nemen. Met bonzend hart stopt ze haar handen in haar zakken om te voorkomen dat ze op haar nagels bijt terwijl Nolan haar werk bestudeert voor wat voelt als een eeuwigheid.

“Vind je het mooi?” vraagt ​​Lux aarzelend. “Ik noem het ‘Iets wat alleen wij weten’.”

Nolan draait zich om, zijn ogen wijd opengesperd.

‘Ik weet dat ik nog aan het leren ben,’ brabbelt Lux. “Maar voor waar ik sta, vind ik het mooi-“

Nolan sluit plotseling de ruimte tussen hen in en drukt zachtjes zijn vingers tegen Lux’ lippen om haar het zwijgen op te leggen. Lux huivert als Nolan zijn hand uitsteekt en een pluk haar achter haar oor stopt, met een glimlach op zijn gezicht.

‘Lux,’ ademt Nolan, zijn stem hapert van emotie terwijl zijn vingers de vorm van haar lippen volgen en dan langs de ronding van haar kaak bewegen. “Dat is… is dat hoe je me ziet?”

Lux knikt, haar hart dreigt uit haar borstkas te kloppen. Nolan krult zijn hand om haar nek, trekt haar een stukje omhoog en verzegelt ten slotte hun lippen in een kus. Het is als het breken van een dam of het ontsteken van een lucifer; Lux voelt zich wanhopig zodra hun lippen elkaar raken, kreunend tegen de mond van Nolan, verlangend naar meer en zo dicht mogelijk bij hem moeten komen als menselijk mogelijk kan zijn. Haar handen vliegen naar Nolans heupen terwijl ze hem vurig terug kust, alsof ze de verloren tijd probeert in te halen, alsof elke minuut die ze samen hebben doorgebracht sinds ze elkaar hebben ontmoet, verspild is, omdat ze dit niet hebben gedaan.

Nolan slaat zijn armen om haar nek. Hij jammert als Lux haar tong tegen zijn zachte lippen drukt, zacht maar stevig, om toegang te vragen.

Lux is al vanaf de eerste ontmoeting verslaafd aan Nolan; ze weet zeker dat ze nooit genoeg zal kunnen krijgen van hem.

Hun kussen worden snel aardig heftig en Nolan geeft net zoveel terug als hij krijgt. Nolan zijn vingers gaan door haar haar en hij trekt er zachtjes aan terwijl hij haar diep kust. Lux hapt naar adem en verbreekt de kus, vonken schieten langs haar ruggengraat omhoog terwijl Nolan zich tegen haar aandrukt. Nolan geeft hete kussen langs haar keel terwijl hij zich stevig aan haar vastklampt en zijn heupen naar voren wiegt.

“We zouden, ah, kut” hijgt Lux, terwijl ze Nolan in zijn middel knijpt en een kreun wegslikt terwijl Nolan in de gevoelige plek op de kruising van haar nek en schouder bijt. “Slaapkamer. Nu.”

‘Graag,’ raspt Nolan, terwijl hij over de huid likt terwijl zijn hand over Lux’ ribbenkast glijdt. Hij kijkt naar haar op, zijn ogen vol met lust. “Laat me maar zien waar je slaapt, Luxie,”

*

‘Laat me een washandje voor ons halen,’ zegt Nolan, zichzelf dwingend zich van haar af te trekken. “We zijn smerig.”

‘Maar ik wil knuffelen,’ pruilt Lux.

“Ik ben zo terug, dat beloof ik,” lacht Nolan, terwijl hij een kus op het puntje van haar neus geeft. “Dan kunnen we knuffelen zoveel je wilt.”

Nolan kruipt van haar af, grijpt het dekbed en wikkelt het om zijn middel, voor het geval Ralf vroegtijdig besluit naar huis te komen.

‘Hé, No,’ zegt Lux, terwijl Nolan in de deuropening blijft staan. “Mag ik je iets vragen?”

“Natuurlijk.”

“Vind je het schilderij mooi?” vraagt ze met een brutale grijns. “Je hebt nooit echt antwoord gegeven op mijn vraag, weet je.”

Nolan rolt met zijn ogen, duidelijk beledigd dat Lux het zelfs maar zou vragen.

Geplaatst op

3.1

Nolan staat op de hoek van de Javastraat, een gevoel van nostalgie vermengd met een vleugje schroom die over hem heen sijpelt terwijl hij naar de talloze kleurrijke luifels staart, elk net een beetje meer opzichtig dan de vorige in hun pogingen om voorbijgangers te verleiden naar binnen te stappen. Voor Nolan voelt het nu als een spookstad; hij verwacht half de schaduw van zijn jongere zelf door de straat te zien rennen, zijn hand verstrengeld met die van Lux, hun gelach in de rondte dwarrelend. Met een wrange glimlach loopt hij de straat uit en ontwijkt vakkundig het meisje dat flyers uitdeelt voor het eeuwenoude steakhouse.

Sinds hij terug naar de stad is verhuisd, zijn er grote delen van Amsterdam geweest die Nolan als verboden terrein heeft beschouwd en ze ten koste van alles heeft vermeden. Natuurlijk was hij bang Lux tegen te komen (en terecht, zo blijkt) maar er zijn ook plekken die te veel herinneringen naar boven brengen. Van hen. Amsterdam-Zuid, waar talloze nachten werden doorgebracht met het tonen van Lux’ kunst of gezien worden in verschillende galerijen, de buurt die hun relatie langzaam van binnenuit vergiftigde. Oud-West, waar ze hun eerste (en enige) appartement samen deelden, de buurt die getuigde van hun duizelingwekkende huiselijke gelukzaligheid die langzaam overging in wat leek op kilometers afstand tussen hen, waarbij Nolan de meeste nachten alleen naar bed ging en Lux laat naar huis strompelde van weer een diner met Forcys en zijn bemanning. Maar het is deze kroeg, die Nolan het meest heeft vermeden omdat de herinneringen hier alleen maar goed zijn, waardoor ze nog moeilijker onder ogen te zien zijn. Het is de buurt waar ze elkaar ontmoetten, waar ze walgelijk, bedwelmend, onherroepelijk verliefd werden, waar ze hun liefde voor elkaar letterlijk in hun huid prentten. Jarenlang had Nolan niet gedacht dat het hem ooit zou lukken om hier weer terug te komen. De pijn zat simpelweg te diep.

Maar toen, ondanks alle voorzorgsmaatregelen die hij had genomen, zou hij Lux toch verdomme tegenkomen. Hij had kunnen weten dat het zo ging gebeuren, terwijl hij er totaal niet op voorbereid was. Het is altijd die ene persoon die je niet wilt zien die je uiteindelijk zult zien, ongeacht hoeveel je probeert om ze te vermijden. Dat is precies hoe Amsterdam werkt.

Hoe vreselijk de ontmoeting met Lux ook was (en dat was het zeker, Nolan had de hele zaterdag erop in bed doorgebracht), het was tegelijkertijd vreemd genoeg bevrijdend. Het ergste dat had kunnen gebeuren, is inderdaad gebeurd. En hij was er met opgeheven hoofd doorheen gekomen. Nu is het tijd om de teugels los te laten, om de lijnen die hij zorgvuldig had getrokken te vervagen, want tja, niets kan erger zijn dan die nacht in de kunstgalerie. En het is tijd om zijn leven in Amsterdam weer op te bouwen in plaats van er constant bang voor te zijn. Immers, ondanks het feit dat Nolan het haar in wezen had gegeven na hun breuk, bezit Lux Amsterdam niet. Het wordt hoog tijd dat Nolan stopt met doen zoals hij doet. Hij verdient het om hier ook een leven te hebben, verdomme. Net zoveel als Lux.

Dus toen hij de volgende woensdagmiddag plotseling een verlangen naar zijn favoriete Belgische frites kreeg, besloot hij dat hij ze gewoon ging halen. Zijn oude stamkroeg onder ogen zien kan onmogelijk erger zijn dan Lux in levende lijve zien.

Dus daar gaat hij.

Terwijl hij door de straat loopt, voelt Nolan zich verdrietig en eerlijk gezegd een beetje beledigd over hoe het leven hier verder is gegaan zonder hem. Hij wordt eraan herinnerd dat verandering het enige constante in Amsterdam is. Het afbrokkelende hoekgebouw is vervangen door een groot, blits hotel dat niet op zijn plaats voelt tussen de rest van de karaktervolle vooroorlogse gebouwen langs de straat.

Nolan heeft er meteen een hekel aan.

De ietwat louche cabaretbar waar ze elke woensdagavond goedkope wijn dronken en showdeuntjes zongen, staat nog steeds, maar een deurtje verder, de bar met een jaren 70-thema waar Lux een uitgebreid verrassingsfeestje had gegeven voor haar tweeëntwintigste verjaardag, is verdwenen, vervangen door een Mexicaanse bar die de hele dag, elke dag, margarita’s voor vijf euro verkoopt. Lux’ favoriete Thaise restaurant is verdwenen, hoewel het lijkt alsof de Thai aan de overkant het heeft overleefd. Het oude Ierse bierhuis waar Nolan en Lux bier dronken en tot het ochtendgloren in donkere hoekjes zoenden, is niet meer. De ruimte is in tweeën gedeeld en vervangen door een Chinees restaurant en een zeer misplaatste zonnestudio, die lijkt te zijn gesloten.

Het is meer dan een beetje deprimerend.

Plots realiseert Nolan zich dat hij misschien een beetje gek is. Hij heeft zoveel tijd besteed aan het opbouwen van dit hele gebeuren in zijn hoofd, terwijl de realiteit is dat het waarschijnlijk is dat zijn stamkroeg niet eens meer bestaat. Het is waarschijnlijk allang voorbij, zijn geliefde bar is het slachtoffer geworden een faillissement en wordt een andere Starbucks of, nog erger, een van die trendy saladewinkels die overal lijken op te duiken. Nolan versnelt zijn pas en loopt snel langs de tapasbas en wat ooit zijn favoriete Italiaanse restaurant was geweest; hij is te gehaast om zelfs maar te stoppen en te controleren of ze nog steeds die lekkere pasta op de kaart hebben. Zijn hart begint te bonzen als hij steeds dichter bij het hoekje komt.

Hij stopt midden op het trottoir en haast zich uit de stroom van voetgangers terwijl hij haperend ademhaalt. Tranen prikken ongevraagd in zijn ooghoeken als hij naar zijn pakje sigaretten tast, er een uit de doos plukt en hem met geoefend gemak aansteekt, zelfs terwijl zijn handen trillen. Hij neemt een diepe hijs, knippert de tranen weg en ademt langzaam uit terwijl hij zich omdraait om naar de bekende aanblik voor hem te kijken.

Zijn kroeg is er nog steeds.

De kroeg heeft de afgelopen jaren een opknapbeurt gehad, in een poging er net zo aantrekkelijk uit te zien als alle nieuwere plekken in deze straat. Er is geverfd, samen met een nieuw bord en een opnieuw ontworpen logo dat genoeg eer betuigt aan het origineel dat Nolan acceptabel acht. Niet alles is echter veranderd, tot zijn grote opluchting. Het kleine rokersterras is er nog steeds, een groot whiskyvat in de verre hoek met een asbak in het midden ervan. De ramen aan de voorkant staan ​​open om de zomerbries binnen te laten; Nolan ziet dat het interieur er ongeveer hetzelfde uitziet, de lange, maar smalle ruimte die wordt gedomineerd door de enorme bar.

Wat is hij blij dit weer te zien.

Zijn maag knort plotseling uit protest, waardoor hij uit zijn trance schrikt; hij wordt eraan herinnerd dat hij meestal veel eerder luncht dan dit. Hij rookt snel zijn sigaret op en laat hem op de stoeprand vallen. Nolan haalt diep adem en recht zijn schouders terwijl hij naar binnen loopt.

En dan is hij weer thuis. Een netter, meer gepolijst thuis, merkt Nolan op, zich realiserend dat alle meubels zijn bijgewerkt. Maar het voelt nog steeds als thuis.

Het is er niet te druk, precies tussen de lunchspits en het happy hour, wat betekent dat de kroeg grotendeels leeg is. Een tafel met toeristen kletst tijdens het opeten van de restanten van hun lunch. Een paar tieners darten achterin terwijl de donkerharige barman aan het einde van de bar staat, met zijn rug naar Nolan terwijl hij de bonnetjes sorteert. Dit was vroeger een van zijn favoriete tijden om naar zijn stamkroeg te komen; hij begreep nooit waarom zoveel schrijvers naar Starbucks gingen terwijl de kleine, bruine cafeetjes zo veel beter waren om in te werken. Wanneer hij de middag vrij had en Lux het druk had met school, bracht hij zijn laptop mee naar het café om te profiteren van de stilte, de gratis wifi en de overheerlijke drankjes. Hij schreef het grootste deel van zijn eerste roman hier en door hier weer naar binnen te stappen, heeft Nolan het gevoel dat er een puzzelstukje (waarvan hij niet wist dat het miste) op zijn plaats valt.

Hij kiest een plekje nabij maar niet te dicht bij de bar. Hij klimt in een van de nieuwe stoelen met hoge rugleuning en slingert zijn tas op de lege stoel naast hem.

“Wat kan ik voor je doen?” vraagt de barman. Er is iets aan zijn stem dat als vertrouwd pingelt in Nolans brein maar hij wuift het weg.

‘Een Jameson ginger, alsjeblieft’ antwoordt Nolan, terwijl hij de mysterieroman uit zijn tas haalt waar hij op kantoor aan had gewerkt. Hij legt het op tafel zonder op te kijken, rommelend in zijn tas op zoek naar zijn rode pen. Lorèn plaagt hem altijd met het feit dat hij zijn aantekeningen rechtstreeks op een manuscript maakt in plaats van er digitaal aan te werken, maar het is een essentieel onderdeel van zijn proces en hij laat het niet los. “En de Belgische Frites, graag? Shit… waar is mijn pen…”

Nolan is zo gefocust op het vinden van zijn pen dat hij niet beseft dat de barman hem niet heeft geantwoord, de stilte sleept voort.

‘Aha,’ roept Nolan ten slotte uit, terwijl hij triomfantelijk zijn pen vastpakt. ‘Oh, sorry, is het menu veranderd? Aangezien je hier nog staat…’

Nolan kijkt eindelijk op en ademt scherp in als hij oog in oog komt te staan met Ralf, die naar hem terugkijkt met een stormachtige uitdrukking, zijn lippen op elkaar gedrukt in een stevige lijn.

Ralf, Lux’ beste vriend.

Ralf, die op een gegeven moment ook een van zijn beste vrienden was geweest.

Ralf, met wie hij al meer dan vijf jaar niet heeft gesproken.

Shit.

Nolan was zo op Lux gefocust geweest dat hij helemaal was vergeten dat Amsterdam verdomme spookte en dat er ook andere geesten waren die hij onder ogen zou moeten komen voordat hij verder kan gaan en een nieuw leven kan opbouwen.

En hier voor hem staat het spook van verloren vriendschap.

‘H-hoi, Ralf,’ zegt Nolan, ‘Je… je haar is donker, wow. Ik herkende je niet.’

Nolan weet dat hij zwak klinkt zodra de woorden zijn mond verlaten. Hij gaat rechtop zitten en doet zijn best om niet te bezwijken onder Ralfs expressie loze uitdrukking.

“Weet je, ik geloofde het bijna niet toen Lux zei dat je weer in de stad was,” zegt Ralf na een lang moment. “Maar ik wist ook zeker dat ze geen grappen zou maken over jouw terugkomst.”

Nolan weet niet hoe hij zich moet voelen over de manier waarop zijn hart bonst bij de wetenschap dat Lux het over hem had.

Nou ja, hij weet wel hoe hij zich daarover voelt, maar dit is zeker niet het moment om het daarover te hebben.

‘Ik vroeg me af of je hier uiteindelijk zou komen,’ vervolgt Ralf, zijn armen voor zijn borst kruisend. “Ik dacht echter niet dat je de ballen zou hebben om het te doen. Ik heb je duidelijk onderschat, No.’

“Wil je dat ik ga?” vraagt ​​Nolan, die helemaal leegloopt onder Ralfs kritische blik. ‘Ik kan gewoon… ik kan gaan. Het is goed.”

Ralf verdwijnt achter de bar. Nolans schouders zakken in nederlaag; hij bijt op zijn lip terwijl hij knikt en stopt zijn manuscript terug in zijn tas. Het is waarschijnlijk niets minder dan wat hij verdient, maar dat maakt de afwijzing van Ralf niet minder erg.

‘Oké,’ zegt Nolan zacht, terwijl hij zijn tas over zijn schouder slingert terwijl hij staat. Hij schuift zijn stoel weer op zijn plaats. “Ralf, het spijt me zo-“

‘Ik dacht dat je zei dat je frites wilde,’ onderbreekt Ralf, terwijl hij zich weer omdraait. “Alsof ik die echt van het menu zou hebben gehaald, sukkel.”

“Wa-“

‘Ga gewoon zitten, Nolan, in godsnaam,’ beveelt Ralf, twee glazen van een plank pakkend en ze vullend met ijs. “Je eten is binnen een paar minuten klaar.”

Normaal gesproken zou Nolan zich misschien een beetje schamen voor de gretigheid waarmee hij zijn stoel naar achteren trekt en zijn tas praktisch opzij gooit terwijl hij weer op zijn plek gaat zitten. Maar op dit moment kan het hem niet schelen, omdat hij weet dat hij zojuist een tweede kans heeft gekregen. Een kleintje, maar toch.

“Wat doe jij hier eigenlijk?” vraagt Nolan.

‘Mijn barman belde op het laatste moment af,’ antwoordt Ralf, terwijl hij de gewone fles Jameson omzeilt en in plaats daarvan de fles Gold Reserve pakt. In elk glas schenkt hij een dubbele shot whisky. “Ik kon niemand anders zover krijgen om te werken. Voordeel van de baas zijn en zo.”

‘Wacht, de baas? ’ vraagt ​​Nolan, met opgetrokken wenkbrauwen. “Serieus?”

‘Ja,’ zegt Ralf, die de drankjes garneert met een schijfje limoen en er een naar Nolan schuift. “Dit is mijn kroeg.”

Nolan staart hem aan.

Het punt is dat Ralf altijd grapjes maakte over het kopen van hun oude stamkroeg. Ze zaten rond de oude tontafels, de houten oppervlakken permanent bekrast een altijd een beetje plakkerig, en ze voelden zich de koningen van Amsterdam met hun goedkope happy hour-cocktails in de hand. Ralf zou dronken blaten over hoe hij de zaak zou opknappen zonder iets van zijn karakter te verliezen, terwijl Nolan en Lux zouden luisteren, samen knuffelend terwijl ze een bord frites deelden. Als hij nu de kroeg rondkijkt, kan hij niet geloven dat het niet meteen klikte dat Ralf de make-over van de bar deed. Het is alles wat hij altijd zei dat het zou zijn, van de manier waarop het warme, boterachtige geel van de muren de ruimte opent, perfect passend bij de donkere kersengekleurde houten meubels. En natuurijk de muurschildering die Nolan onmiddellijk herkent als het werk van Lux, haar uitgesproken stijl onmiskenbaar.

Het is veel om in hem op te nemen.

‘Het is nu al bijna twee jaar van mij,’ vervolgt Ralf. ‘Maar dat had je niet kunnen weten, toch?’ voegt hij er nadrukkelijk aan toe, terwijl hij zijn ogen over de rand van zijn glas naar Nolan vernauwt.

Nolan nipt van zijn (zeer sterke) cocktail en slikt hard terwijl een golf van spijt over hem heen spoelt.

Hij heeft zoveel gemist.

‘Ralf, ik weet niet wat ik moet zeggen,’ zegt Nolan zacht, terwijl hij zijn vinger door de condens op zijn glas haalt. ‘Behalve dat het me spijt. Het spijt me echt.”

“Nee, Nolan,” zegt Ralf, terwijl hij zijn drankje met een plof neerzet. “Je mag hier niet komen opdagen na meer dan vijf jaar volledige radiostilte en me gewoon zeggen dat het je spijt, oké? Dat is niet goed genoeg.”

“Ik weet dat het niet zo is, kut,” zegt Nolan. “Ik weet gewoon niet eens waar ik moet beginnen of hoe ik-“

“Waarom begin je niet bij het begin?” onderbreekt Ralf hem.

De keukendeur knalt open, de geur van vers gebakken aardappelen vult de ruimte. Het water loopt Nolan in de mond als een serveerster naar de bar loopt met zijn bestelling, de heerlijke belgische frites met drie kleine bakjes dipsausjes. Ralf bedankt de serveerster, neemt het bord van haar over en zet het voor Nolan neer.

“Deze zijn heet”, waarschuwt Ralf. “Voorzichtig.”

‘Ah, bedankt,’ zegt Nolan, terwijl hij weer in hun oude geklets terugvalt zonder er zelfs maar bij na te denken. “Je geeft nog steeds om me.”

“Natuurlijk doe ik dat,” mompelt Ralf. “Ik wil gewoon niet dat je je tong verbrandt voordat je me vertelt waar je verdomme de afgelopen vijf jaar bent geweest. Dat is alles. Dus begin met praten.” Zegt hij harder.

Nolan neemt een grote slok van zijn drankje, terwijl de whisky zijn buik verwarmt. Hij laat zich zelden zelfs maar denken aan die laatste maanden in Amsterdam en de onmiddellijke nasleep van de implosie van zijn relatie met Lux, laat staan ​​erover praten. De pijn van het verliezen van Lux is er na al die jaren nog steeds, ook al is het tegenwoordig meer een fantoompijn dan de gapende wond die het ooit was. Hij zou Lux veel liever in een doosje bewaren, mooi en gecompartimenteerd, verborgen waar hij niets met haar te maken heeft. Het is niet gezond, dat weet hij. Maar wetende dat het niet gezond is om dingen op te kroppen, maakt het niet per se gemakkelijker voor hem om zichzelf bloot te geven aan een ander mens.

Maar tegelijkertijd is dit Ralf. Ralf, die hem en Lux samen kende. Ralf, die wist wat Amsterdam voor Nolan was gaan symboliseren, hoe hij het gevoel had gehad dat hij was verdronken in mislukkingen en zelfhaat. Ralf, een van de weinige mensen, behalve Lucas, die het overweldigende gevoel van verlies dat hij voelde toen de relatie eindigde, kon begrijpen. Ralf, die zeker een verklaring verdient voor Nolans gedrag.

Ralf, die, aan de blik op zijn gezicht te zien, op de een of andere manier toch zijn vriend zou kunnen zijn.

‘Die nacht,’ begint Nolan, terwijl hij over zijn woorden struikelt. Hij pauzeert en laat zijn cocktailrietje door zijn drankje draaien. Hij gaat rechtop in zijn stoel zitten en begint opnieuw. “De nacht dat het allemaal eindigde… de nacht dat ik eindelijk… je weet wel, ik ging naar Lucas-“

‘Ik wist het,’ onderbreekt Ralf terwijl hij met zijn vingers knipt. “Ik wist het verdomme, maar die rotklootzak weigerde me iets te vertellen.”

‘Het is niet zijn schuld,’ zegt Nolan vriendelijk, niet in staat om de voorliefde voor zijn beste vriend uit zijn stem te houden. “Het is echt niet zijn schuld. Ik heb hem tot zwijgen gezworen. Hij deed gewoon wat ik vroeg.”

Ralf snuift en neemt een slok van zijn drankje.

‘Je weet dat hij nu in Rotterdam zit,’ zegt Nolan, wetend dat hij afwijkt van zijn verhaal, niet in staat is zichzelf te stoppen. “Zijn vriendin zit daar in een dansgroep. Hij haat het, maar hij houdt van haar, dus…’

‘Ja, Nolan, ik weet het,’ zegt Ralf terwijl hij zijn armen weer over elkaar slaat. “We zijn Facebook-vrienden. In tegenstelling tot jij en ik.”

‘O,’ zegt Nolan zwakjes.

Ralf staart hem woordeloos aan en Nolan ziet dat hij dwars door hem heen kijkt.

Oké.

Tijd om de pleister eraf te trekken.

“Oké. Terug naar mij,’ vervolgt Nolan. “Ik reed de volgende dag terug naar Groningen. Naar mijn ouders.”

“Dat snap ik,” knikt Ralf. “Het is logisch dat je even naar huis gaat. Maar ik had nooit verwacht dat ik nooit meer iets van je zou horen. Nolan, je bent gewoon… je bent nooit meer teruggekomen!’

‘Ik weet dat ik dat deed,’ knikt Nolan. ‘En het spijt me, echt waar. Maar ik had gewoon een pauze nodig. Van Amsterdam, van ons leven samen, van alles.”

“Een pauze”, spot Ralf. ‘Wat je deed was geen pauze, Nolan. Het was een totale vernietiging. Je hebt je nummer veranderd, je hebt geen e-mails beantwoord, je hebt al je sociale media afgesloten…’

“Ik moest wel”, bekent Nolan. “Fuck, ik weet dat het dramatisch klinkt, echt waar, en achteraf gezien weet ik dat het een echte naaistreek was. Maar ik zat in een soort overlevingsmodus, weet je? Ik moest een pauze nemen, want anders was ik gewoon naar Lux teruggerend en had ik haar gesmeekt om me terug te nemen. Ik wilde dat bijna meteen doen toen ik wegging. Maar ik kon het niet, ik wist dat ik zo niet meer verder kon. Het voelde alsof ik een ledemaat afsneed toen ik haar verliet, Ralf…’

“Lux is echter niet de enige die je hebt achtergelaten, Nolan!” roept Ralf luid. “Kut!”

Hij is zo luid dat de tieners die darten, nieuwsgierig naar hen kijken, terwijl hun constante gebabbel stopt. Een van de tieners merkt dat ze de aandacht van de barman hebben getrokken en houdt zijn lege kan omhoog. (Klootzakken. Zien ze niet dat ze ergens middenin zitten?) Ralf knikt, haalt zijn vingers door zijn donkere haar en haalt diep adem om weer bij te komen. Hij staat op om een kan bier te tappen.

“Heb je… heb je geen seconde nagedacht toen je wegreed naar weet ik veel waar,” vervolgt Ralf stilletjes wanneer hij weer terugkomt, pijn op zijn gezicht geschreven, “Ik weet dat je niet al die tijd in Nederland bent geweest, No. Je vergeet hoe goed ik je ken. Of dat dacht ik tenminste. Hoe dan ook, heb je er zelfs maar aan gedacht hoe je verdwijntruc andere mensen dan Lux zou kunnen beïnvloeden? Jezus, ik gaf ook om jou, weet je! Je was een van mijn beste vrienden en je bent gewoon weggegaan. Jij egoïstische klootzak.’

Nolan is volledig sprakeloos, zijn mond wijd open als hij kijkt hoe Ralf boos een slok neemt. Nolan zakt onderuit in zijn stoel en neemt ook een grote slok van zijn drankje. Een groot gevoel van schaamte overvalt hem en nestelt zich als een rotsblok in zijn buik.

Ralf heeft tenslotte gelijk. Hij overwoog nooit iets of iemand anders dan zo snel als hij kon weg te gaan uit Amsterdam en weg van Lux. En tegen de tijd dat hij op een betere plek was, voelde het alsof zijn kans op vergeving was verkeken. Hij zei tegen zichzelf dat niemand iets van hem wilde horen, dat het kwaad al geschied was en dat hij niet meer terug hoefde te kijken.

God, hij is echt een egoïstische klootzak.

Nolan kijkt naar zijn handen en plukt aan zijn nagel. Hij pakt een frietje en doopt hem in de mayonaise.

‘Ralf, je hebt gelijk, en het spijt me,’ zegt Nolan berouwvol. ‘Ik had je niet moeten buitensluiten, en het spijt me dat ik dat deed. Het spijt me dat ik nooit contact met je heb opgenomen toen het beter met me ging. Ik ben een egoïstische klootzak.”

“Nee, dat ben je niet,” zucht Ralf, terwijl hij naar zijn glas whisky reikt. “Ik bedoel, begrijp me niet verkeerd, het voelde heel goed om dat zojuist te zeggen, maar ik meende het niet. Ik bedoel, verdomme, ik was erbij, Nolan. Misschien niet die avond, maar ik zag hoe jullie uit elkaar vielen. Ik vond het verschrikkelijk om te zien, ik kan me niet voorstellen dat ik het zou moeten meemaken. Ik kan niet… Ik kan je niet kwalijk nemen hoe je reageerde. Niet echt.”

“Ik had je op zijn minst moeten laten weten dat ik in orde was.”

“Ja, dat had je moeten doen,” beaamt Ralf, terwijl hij nog een slok neemt. “Dat was echt kut.”

“Ik weet dat dat zo was.”

“Dus waarom deed je het dan?” vraagt ​​Ralf terwijl hij zich naar hem toedraait. ‘Dacht je dat ik niet om je gaf? Dat ik er niet voor je zou willen zijn?”

“Ik denk dat ik dacht dat… nou ja, je was eerst Lux’ vriend,” legt Nolan uit. ‘Hoe close we ook waren, je was haar beste vriend, weet je? En ik dacht gewoon dat je met haar mee zou gaan in de breuk. Want dat is wat er altijd gebeurt, toch? Mensen zeggen eerst dat ze met beide mensen bevriend zullen zijn, maar het is onvermijdelijk…’

‘Jezus, je bent een cynische klootzak,’ spot Ralf.

“Ik zie het graag als realistisch.”

“Het had wel gekund”, zegt Ralf koppig.

Nolan nipt van zijn drankje en kijkt Ralf over de rand van zijn glas aan; Ralf trekt in ruil daarvoor een wenkbrauw op en daagt hem praktisch uit om het oneens te zijn.

“Weet je, ik denk dat als iemand het had kunnen doen, dat jij het was.”

“Ik denk dat we het nooit zullen weten, toch?” zegt Ralf verdrietig.

Au.

‘Ik hoop echt dat je me kunt vergeven,’ zegt Nolan spijtig. “Ik bedoel, ik verwacht niet meteen vergiffenis, maar wellicht ooit?”

‘Gewoon niet nog een keer verdwijnen, klootzak,’ zegt Ralf streng tegen hem. “Geef me nu je telefoon, zodat ik je nummer kan krijgen.”

Nolan haalt gretig zijn telefoon uit zijn zak, ontgrendelt hem en schuift hem naar Ralf. Terwijl Ralf naar zijn lijst met contacten gaat en op de knop ‘Nieuw contact’ drukt, voelt Nolan plotseling alsof er een enorme last van zijn schouders is gevallen, en weer een puzzelstukje op zijn plaats valt. Hij slaat zijn armen om Ralf heen en hij probeert hem zo goed mogelijk te knuffelen, gezien de ongemakkelijke hoek.

‘Het spijt me, vriend,’ mompelt Nolan tegen Ralfs schouder. ‘Ik heb je gemist, man. Zo erg.”

‘Ik heb jou ook gemist, No,’ antwoordt Ralf gemakkelijk, terwijl hij een berichtje naar zichzelf typt. Hij drukt op verzenden en legt de telefoon van Nolan neer, terwijl zijn eigen telefoon aan de andere kant van de bar zoemt. “Het is je vergeven. Eet nu je frietjes voordat ze koud worden. Nou, kouder.”

Ralf maakt zich los uit Nolans omhelzing en duwt de frietjes naar hem toe. Nolan grijnst, plukt een korte friet uit het midden van het bord en doopt die in de aioli, die altijd zijn favoriet was geweest. Ralf snuift geamuseerd terwijl Nolan het in zijn mond stopt, nauwelijks een tevreden kreun onderdrukkend terwijl hij kauwt.

‘Bedankt dat je deze niet van het menu hebt gehaald,’ zegt Nolan, zijn mond halfvol. “Je hebt geen idee hoeveel ik naar ze heb verlangd.”

‘Graag gedaan,’ grinnikt Ralf, terwijl hij er nog een voor zichzelf neemt en deze in de pestosaus dompelt.

Ze eten de patat in gemoedelijke stilte, de laatste spanning ebt langzaam weg.

“Nog eentje?” vraagt ​​Ralf, wijzend naar het bijna lege glas van Nolan. Hij pakt een servetje en veegt het vet en het zout van zijn vingers.

‘Graag,’ antwoordt Nolan, terwijl hij zijn glas pakt en het laatste beetje naar binnen giet.

“Komt eraan.”

Ralf klapt Nolan op zijn schouder als hij opstaat, loopt terug naar de bar en stopt om de gulle fooi te pakken die de toeristen hebben achtergelaten.

“Dus je moet me vertellen,” zegt Ralf, terwijl hij hun tweede ronde cocktails mixt. ‘Waar ging je naar toe? Siberië?”

‘Alsof ik echt naar zo’n koude plek zou gaan,’ snuift Nolan. “Ik dacht dat je me kende.’

“Juist, is ook zo.” Ralf lacht. ‘Oké, ergens waar het niet koud is… ergens in het Caribisch gebied?’

‘Je zit er eigenlijk niet zo ver naast,’ geeft Nolan toe, terwijl hij zijn nieuwe drankje aanneemt. “Ik ging naar Nieuw-Zeeland.”

“Nieuw-Zeeland?” Papegaait Ralf. “Als in aan de andere kant van de planeet, Lord of the Rings, Nieuw-Zeeland?”

Nolan knikt.

“Jezus, je bent echt zo ver weg gegaan als je maar kon, nietwaar?”

“Nieuw-Zeeland leek me gewoon het tegenovergestelde van Amsterdam”, legt Nolan uit. “Niet alleen de plek, maar ook het gevoel. Het hele concept dat er meer schapen en koeien zijn dan mensen, was op dat moment gewoon verdomd aantrekkelijk, weet je? En dat was ook zo. Ik ben daar een jaar geweest…’

“Een jaar?” Zegt Ralf verbaasd. ‘Hoe heb je het je veroorloofd…’

‘Mijn moeder heeft me geholpen om daar te komen,’ Nolan haalt zijn schouders op, maar wil er niet echt op ingaan. “En ik werkte terwijl ik daar was. Een jaar was het langste dat ik mocht blijven, zonder met een hoop juridische shit te maken te krijgen.”

Nolan droomt weg, denkend aan hoe de Kiwi’s en hun manier van leven hebben geholpen om zijn gebroken hart en zijn verbrijzelde geest weer aan elkaar te hechten. Hij denkt aan de flat die hij uiteindelijk in Nelson huurde, hoe hij bijna elke ochtend koffie dronk op zijn kleine balkon met uitzicht op de rivier, wegschrijvend in zijn dagboek of typend op zijn laptop. Hij denkt aan de boekwinkel, aan Violet en haar twee honden die altijd met haar meegingen om te werken, aan alle middagen die hij daar doorbracht, met het catalogiseren van nieuwkomers of het werken achter de kassa of het organiseren van de tweewekelijkse boekenclubbijeenkomsten. Hij denkt aan hoe hij eindelijk in staat was zijn eigen trots opzij te zetten en hulp te aanvaarden toen Violet aanbood hem in contact te brengen met haar neef, die een onafhankelijke uitgeverij bezat.

“Het was alles wat ik nodig had en meer”, zegt Nolan eenvoudig, wetende dat er nooit echt een manier zal zijn om samen te vatten wat het allemaal voor hem betekende.

In ieder geval niet in één gesprek.

‘Maar serieus, dat is genoeg over mij,’ stelt Nolan uit, terwijl hij het laatste frietje pakt, die rond het bijna lege bakje met chipotlesaus schraapt, in een poging om er het laatste beetje van te krijgen. ‘Laten we het over jou hebben. Te beginnen met hoe je verdomme deze plek hebt gekocht.’

“Het is een lang verhaal,” antwoordt Ralf, terwijl hij een theedoek over zijn schouder gooit.

‘Ik heb de tijd,’ grijnst Nolan, nippend aan zijn drankje. “Kom op, vertel het me.”

‘Nou, weet je nog hoe Patrick en ik blijkbaar…’

De deur klinkt luid en Ralfs blauwe ogen worden groot van paniek. Nolan kijkt naar de deur, zijn maag krimpt ineen terwijl hij Lux de kroeg binnen ziet lopen, haar aandacht op haar telefoon gericht. Ze ziet er moeiteloos prachtig uit in een strak rood T-shirt en een wijd uitlopende spijkerbroek met hoge taille.

Lux is klaar met typen en stopt haar telefoon in haar zak. Ze kijkt op, stopt en fronst als ze Nolan ziet. Nolan gaat rechter op zitten en trekt een wenkbrauw op terwijl hij zich wapent voor de onvermijdelijke explosie.

Hij weigert te buigen in Lux’ aanwezigheid.

Deze keer niet.

“Ah, hey, Lux,” zegt Ralf onhandig, terwijl hij de handdoek in zijn handen wringt. “Wat… eh… wat kan ik voor je doen?”

“Wat doe jij hier?” eist Lux te weten, terwijl ze haar armen voor haar borst kruist.

“Ik?” vraagt ​​Nolan, terwijl hij een hand tegen zijn borst drukt. “Ik ben een cocktail aan het drinken, ziet het eruit alsof ik iets anders aan het doen ben?”

Om zijn punt te bewijzen, pakt Nolan zijn drankje en neemt een lange, grote slok, waarbij zijn ogen die van Lux niet verlaten.

‘Maar dit is mijn kroeg,’ moppert Lux, terwijl ze haar ogen vernauwt. “Je kunt hier niet zijn!”

“Zegt wie?”

“Zeg ik!”

‘Je bezit Amsterdam niet, Lux,’ antwoordt Nolan koel, terwijl hij naar Lux blijft kijken. “En als je technisch wilt zijn, dit was mijn kroeg, ik kwam hier ver voordat jij ooit-“

‘Ik bedoel,’ onderbreekt Ralf, een licht hysterisch randje aan zijn stem. “Als we echt technisch zijn, is dit letterlijk mijn kroeg, weet je.”

‘Dat klopt,’ zegt Nolan, terwijl hij naar Ralf kijkt en solidair knikt. ‘Dit is Ralfs kroeg, Lux. En ik ben een betalende klant. Ik heb het volste recht om hier te zijn.”

“Maar je kunt hier niet zomaar komen”, protesteert Lux. “Je kunt hier niet gewoon binnen walsen na al die tijd en… wat had je verwacht? Gewoon terugglijden in je oude leven alsof er niets is gebeurd? Dat je weer met open armen zou worden ontvangen? Zo werkt het niet, Nolan.”

‘Lux,’ valt Ralf in. ‘Dat deed hij niet…’

‘Luister eens,’ zegt Nolan woedend. ‘Als je ook maar één seconde denkt dat ik hier vrolijk binnenstapte, dan heb je me duidelijk nooit gekend. Wist je dat ik al meer dan een maand terug ben in Amsterdam, Lux? Een maand! En wat heb ik in die tijd gedaan? Op verdomde eieren door deze stad lopen, doodsbang dat ik jou zou kunnen tegenkomen. Rot op als je denkt dat dit allemaal makkelijk is. Er zijn gigantische stukken van deze stad geweest waar ik vanwege jou niet in de buurt durfde te komen. Wie kan er zo leven? Wie?”

“Maar jij-“

‘Maar jij’ niets,’ snauwt Nolan. “Het antwoord is niemand. Zo kan niemand leven. Ik kan zo niet leven. Ik verdien het om hier ook een leven te hebben, weet je! Verdomme, het spijt me als mijn terugkeer in Amsterdam je hindert, Lux. Geloof me, voor mij was het ook niet geweldig! Maar ik ben hier en ik ga nergens heen, dus je kunt er maar beter aan wennen. Ik ga Amsterdam niet ontlopen om te voorkomen dat ik je misschien tegenkom, begrepen? Niet meer. De wereld draait niet om jou, Lux, zoals je graag denkt. Word verdomme volwassen.”

Lux antwoordt niet; ze kijkt hem alleen maar aan, haar mond opengesperd. Nolan rolt met zijn ogen en draait zich weer om naar Ralf, die op de één of andere manier trots op hem lijkt.

‘Ralf, sorry vriend, maar ik moet naar buiten,’ zegt Nolan, terwijl hij naar zijn portemonnee graaft, resoluut negerend hoe hij Lux’ blik praktisch op zijn rug kan voelen verschroeien. “Hoeveel ben ik je schuldig?”

“Niets,” zwaait Ralf, een glimlach kruipt over zijn gezicht. ‘Van het huis, No.’

‘Bedankt,’ glimlacht Nolan, terwijl hij toch een twintigje op de bar gooit. “Ik zie je nog wel, ja?”

“Absoluut”, knikt Ralf. “Ik heb je nummer, ik zal je berichten.”

‘Geweldig,’ antwoordt Nolan, terwijl hij zijn tas over zijn schouder slingert. “Bedankt voor vandaag.”

‘Altijd,’ antwoordt Ralf, terwijl hij zijn vuist uitsteekt voor een boks.

Nolan klopt hun knokkels tegen elkaar en draait zich dan om om te gaan, zijn ogen op die van Lux gericht. Haar uitdrukking is ondoorgrondelijk, haar lippen samengeknepen en haar ogen donkergroen. Nolan houdt zijn ruggengraat recht en zijn hoofd omhoog terwijl hij naar haar toe stapt, waardoor het heel duidelijk wordt dat hij op zijn eigen voorwaarden vertrekt in plaats van zich te laten afschrikken. Hij blijft naast Lux staan ​​en kijkt naar haar toe; Lux ontwijkt zijn blik, kijkt naar de grond en klemt haar tanden op haar onderlip. Nolan opent zijn mond om iets te zeggen, maar stopt en neemt de manier waarop Lux’ kin trilt en het puntje van haar neus een beetje rood wordt in zich op. Het is puur instinct wanneer Nolan uit bezorgdheid naar haar hand reikt; hij weet niet eens dat hij het heeft gedaan totdat zijn vingertoppen die van Lux aanraken. Lux ademt diep in en doet een stap achteruit. Nolan kijkt haar geschrokken aan.

“Lux-“

‘Alsjeblieft,’ fluistert Lux hoofdschuddend. “Ga alsjeblieft gewoon weg, No.”

Dat doet hij.

Geplaatst op

3.2

7 jaar eerder

“Hoe voel je je, schat?” vraagt ​​Nolan, terwijl hij zachtjes een losse pluk haar achter Lux’ oor stopt en sussend over haar hoofdhuid krabt terwijl de tatoeëerder haar pols verbindt met plasticfolie, de verse inkt van het anker grimmig tegen haar bleke huid.

‘Ik voel me goed,’ antwoordt Lux, terwijl ze als een kitten richting Nolans aanraking leunt. Ze knijpt in de brug van haar neus, friemelt in de stoel terwijl ze diep inademt en langzaam uitademt, waarna ze het proces onmiddellijk herhaalt. “Een beetje wazig.”

Nolan bestudeert zijn vriendin, hoofdschuddend terwijl hij haar opgeblazen pupillen in zich opneemt. Wat is hij toch gek op zijn meisje. Hij werpt een blik op de tatoeëerder, die te veel bezig lijkt te zijn met het opruimen van zijn station om ze te veel aandacht te schenken.

‘Je houdt van me,’ grijnst Nolan. “Je houdt zoveel van me dat je je lichaam permanent voor mij verandert.”

Lux’ uitdrukking wordt zacht als ze hun vingers in elkaar verstrengelt.

“Ja, echt waar,” mompelt ze.

‘Ik hou ook van jou,’ echoot Nolan eerbiedig. “Ik houd zoveel van je dat ik mijn lichaam permanent voor jou wil veranderen.”

“Nou, godzijdank daarvoor, want het is jouw beurt”, onderbreekt de tatoeëerder hem ‘Lux, je bent helemaal klaar. Ik hoef alleen maar het stencil voor Nolan erbij te pakken en een nieuwe naald te halen en dan beginnen we met je vriendje.’

Plots voelt het alsof Nolan moet overgeven, het zweet parelt op zijn voorhoofd. Hij leunt naar voren en laat zijn ellebogen op zijn knieën rusten terwijl hij zijn hoofd in zijn handen wiegt.

Hij heeft echt een hekel aan naalden.

Hij houdt van zijn tatoeages. Ze maken deel uit van hem, een routekaart van zijn leven, elk met een heel specifieke herinnering. Hij heeft totaal geen spijt van zijn tatoeages, zelfs de lelijke niet. Dus toen Lux voorstelde dat ze tatoeages voor hen zou ontwerpen om hun eenjarige jubileum van hun ontmoeting te vieren, was Nolan meteen akkoord. Hij hield van het idee dat zijn liefde voor Lux in zijn huid werd geprent, een permanente herinnering dat ze elkaar hadden gevonden, dat ze de liefdes van elkaars leven waren.

Het is gewoon het proces van het krijgen van tatoeages dat hij echt klote vindt. Hij zal nooit iemand zijn die ervan geniet om ze te laten zetten, zeker niet op de manier waarop Lux dat doet. Nolan kan er nooit echt omheen dat het een naald is die zijn huid steeds weer snel achter elkaar doorboort.

God, hij kan niet geloven dat hij dit doet. En ook nog op zijn pols, zijn tere polsje met dunne huid. Jezus, dit gaat pijn doen, waarom doet hij dit? Nolan probeert zichzelf wijs te maken dat de pijn onmogelijk erger kan zijn dan zijn borststuk, maar dan herinnert hij zich hoe hij bijna flauwviel toen hij die kreeg.

“Schatje,” kalmeert Lux. Ze klautert uit de stoel en hurkt voor hem neer, haar handen op de dijen van Nolan rustend en er troostend in knijpend. ‘Schat, je weet dat je dit niet hoeft te doen als je dat niet wilt, toch? We kunnen ons jubileum op een andere manier vieren, dat is niet erg.”

‘Nee, ik wil het doen, dat beloof ik,’ zegt Nolan zwakjes. “Het is ons jubileum.”

“Weet je het zeker?” Zegt Lux zachtjes. “Serieus, het hoeft niet.”

Nolan kijkt naar het nieuwe anker om Lux’ pols.

‘Ja, dat weet ik zeker,’ zegt Nolan zacht. Hij gaat voorzichtig met een vinger langs de tape die het plastic op zijn plaats houdt en kijkt vol ontzag naar de tatoeage. “Het is zo mooi, Luxie, wauw.”

‘Die van jou ook,’ belooft Lux. ‘Ik zal je hand vasthouden en de hele tijd met je praten, No. En deze tatoeëerder is geweldig, hij zal zo zachtaardig zijn als hij kan en je kunt pauzeren als dat nodig is. Je zult zo blij zijn als het klaar is.’

‘Ik weet het, ik weet het,’ knikt Nolan, zijn lippen likkend. “Oké.”

‘Oké,’ bevestigt Lux, terwijl ze zich omhoog drukt en hem liefkozend kust. “Ik houd van jou. Je bent zo moedig.”

‘Ik hou ook van jou,’ antwoordt Nolan en kust haar opnieuw. “Zo veel, Lux.”

Lux straalt. Ze strekt haar hand naar Nolan uit; Nolan neemt haar hand aan, waardoor Lux hem overeind kan trekken.

“Ben je klaar om te beginnen?” vraagt ​​de tatoeëerder terwijl hij het sjabloon voorzichtig op zijn werkplek legt.

‘Ja,’ zegt Nolan vastberaden terwijl hij in de tatoeagestoel zit en zijn rechterarm op de armleuning legt. “Laten we het maar doen.”

“Hé, mag ik het doen?” vraagt ​​Lux ineens. “Het stencil plakken, bedoel ik?”

‘Dat mag wel,’ zegt de tatoeëerder terwijl hij zijn handschoenen uittrekt. “Weet je wat je moet doen?”

Lux knikt.

“Dan ga ik even naar buiten voor een peukie, goed?”

“Perfect,” grijnst Lux, terwijl ze op het krukje gaat zitten en een klodder handdesinfecterend middel in haar handpalm knijpt, terwijl ze haar handen tegen elkaar wrijft.

“Wat denk je dat je aan het doen bent, Lux?” vraagt ​​Nolan, een grijns wegbijtend terwijl Lux een watje pakt en het doordrenkt met ontsmettingsalcohol. “Mij brandmerken?”

“Ja, dat is precies wat ik aan het doen ben,” grijnst Lux, terwijl ze over Nolans pols veegt en de huid goed vochtig maakt. Ze kijkt naar hem op en haar uitdrukking wordt zachter terwijl ze haar schouders ophaalt. ‘Ik dacht gewoon dat dit je zou helpen om je meer op je gemak te voelen. Als ik alle voorbereidingen zou doen.”

Nolan houdt echt verdomd veel van deze vrouw.

Vervolgens grijpt Lux een vers wegwerpscheermes. “Kijk, er zit zelfs zo’n strip scheergel in!”

Nolan lacht als Lux zijn hand weer vastpakt. Ze laat het scheermes voorzichtig over de huid van Nolan glijden en let goed op het knobbelige bot aan de buitenkant. Hij kijkt gefascineerd toe hoe Lux geconcentreerd te werk gaat.

“Vertel me wat ze betekenen?” vraagt ​​Nolan. “De tatoeages.”

‘Je weet wat ze betekenen,’ antwoordt Lux, terwijl ze het dunne stukje stencilpapier oppakt en boven Nolans pols houdt. Haar tong steekt uit haar mondhoek terwijl ze zich concentreert op de juiste plaatsing, waarbij ze het middelpunt van de oneindigheidsknoop verschillende keren verschuift totdat haar kunstenaarsoog ervan overtuigd is dat het op de perfecte plek zit. Ze haalt diep adem en drukt het sjabloon op de huid van Nolan.

Natuurlijk weet Nolan wat de tatoeages betekenen. Hij was erbij toen Lux op het idee kwam, ze schetste verschillende versies van het touw en anker in haar schetsblok voordat ze ze met een balpen op zijn beide polsen tekende, zodat hij kon zien hoe de ontwerpen er in het echt uit zouden zien.

‘Vertel het me nog eens,’ eist Nolan.

Lux kijkt op en schenkt hem een ​​glimlach terwijl ze nog een met alcohol doordrenkt watje pakt.

‘Een anker betekent standvastigheid,’ legt Lux uit, terwijl ze het watje over het stencilpapier dept, de vloeistof koel op Nolans huid. “Het symboliseert vastberadenheid en passie. Een anker is stabiel. Het is zeker.”

Ze knijpt in Nolans vingers en kijkt naar hem op, haar groene ogen vol emotie. Met liefde. Zoveel liefde.

“Een anker is echter niets zonder een touw”, vervolgt Lux, terwijl ze teruggaat naar haar taak, het natte stencilpapier stevig aandrukt, haar hand om de pols van Nolan knijpt en er alles aan doet om ervoor te zorgen dat het ontwerp goed wordt overgebracht. “Een touw symboliseert kracht en veiligheid. Het houdt dingen bij elkaar, houdt dingen dichtbij. En deze knoop?” Lux wijst met haar vinger naar de vorm. “Het is een oneindige knoop. Het is bindend, de sterkste knoop die er is. Het is nooit eindigend, altijd blijvend, ongeacht welke storm het zal tegenkomen.”

Lux buigt haar hoofd naar beneden en drukt zoete, delicate kusjes op de bovenkant van Nolans hand. Nolan haalt voorzichtig zijn andere hand door Lux’ haar, haar haar zacht en zijdeachtig onder zijn vingertoppen.

‘Liefste,’ fluistert Nolan.

“Individueel zijn deze tatoeages geweldig en kunnen ze prima op zichzelf staan”, legt Lux uit, terwijl ze voorzichtig het stencilpapier wegtrekt en haar ingewikkelde ontwerp onthult. “Maar daar zijn ze niet voor bedoeld. Kijk wat ze moeten doen, No.’

Lux legt haar pols naast die van Nolan, de huid gezwollen en zacht onder het plastic. Het anker en het touw zullen verstrengelen wanneer ze elkaars hand vasthouden en ze aan elkaar binden als twee schepen.

“Ze horen bij elkaar”, zegt Lux. ‘Samen betekenen ze…’

‘Oneindige liefde,’ eindigt Nolan voor haar, zijn stem dik van emotie.

‘Oneindige liefde,’ knikt Lux, haar ogen glinsterend. ‘Dat zijn jij en ik, schat. Je zit aan me vast.”

“Nergens waar ik liever zou zijn,” antwoordt Nolan, terwijl hij Lux teder kust. “Je bent mijn favoriete persoon, Lux.”

‘En jij die van mij,’ echoot Lux, terwijl ze op het puntje van Nolans neus tikt. “Altijd.”

‘Jezus, jullie twee zijn zoetsappig,’ grinnikt de tatoeëerder, terwijl hij over hen heen gaat staan ​​en een nieuwe naald op zijn tafeltje legt. Hij buigt zich voorover en bestudeert de plaatsing van het sjabloon, goedkeurend knikkend. “Ben je hier blij mee?” vraagt ​​hij aan Nolan.

“Ja”, knikt Nolan. “Ontzettend blij mee.”

“Goed”, glimlacht de tatoeëerder. “Laten we beginnen.”

Nolan haalt diep adem. Lux staat op en gaat naar de andere kant, terwijl ze Nolans hand in haar beide handen neemt. De machine zoemt en Nolan zet zijn kiezen op elkaar in afwachting, knijpt zijn ogen dicht en grijpt Lux’ handen.

‘Schatje, kijk me aan,’ dringt Lux zachtjes aan.

Nolan ademt langzaam uit en dwingt zichzelf om gewoon verdomme te ontspannen terwijl zijn ogen zich openen en Lux’ warme, groene blik ontmoeten.

‘Daar zijn mijn favoriete blauwe ogen,’ glimlacht Lux, terwijl haar duimen een rustgevend patroon tekenen op de bovenkant van Nolans hand. ‘Ik ben bij je. Er is geen plek waar ik liever zou zijn. Je kunt dit, No, ik hou van je.’

Lux’ woorden kunnen die eerste steek van de naald die zijn huid doorboort niet wegnemen, maar voor het eerst in zijn leven vindt Nolan de pijn niet zo erg. Niet als dit het resultaat is. Hij knijpt stevig in Lux’ hand, ademt door de pijn heen en concentreert zich op Lux’ mooie gezicht.

“Ik houd ook van jou.”

Geplaatst op

4.1

Lux kijkt op haar horloge terwijl ze de trappen van station Amsterdam Zuid op rent, haar pas versnelt als ze de tijd ziet en Elias’ droevige puppygezicht voor de geest haalt. Ze is slechts een kwartier te laat, maar toch, het gaat om het principe.

Ze heeft er een hekel aan om te laat te komen.

Ze haat het nog meer omdat ze de metro of taxi niet eens de schuld kan geven. Nee, vandaag kan Lux het alleen haarzelf kwalijk nemen, omdat ze de hele dag in haar studio heeft doorgebracht, haarzelf volledig heeft verloren in haar werk, urenlang heeft geschilderd en nauwelijks is gestopt voor de lunch. Toen ze eindelijk stopte en op de klok keek, realiseerde ze zich dat ze minder dan dertig minuten had om naar station Zuid te gaan voor een ‘meet the friends’-diner en een drankje met Elias en zijn mysterieuze nieuwe vriendin. En nu is Lux te laat.

Wat een manier om een ​​goede eerste indruk te maken.

Eigenlijk, bedenkt Lux , is het verdomd wonderbaarlijk dat ze maar een kwartier te laat is, aangezien ze haar werkruimte moest opruimen en haar penselen goed moest wassen en drogen na een hele dag werken. Ze moest zichzelf ook opknappen en haar met verfspatten bespatte overall inruilen voor een meer geschikt ensemble van mooie loafers, een wijde, bruine pantalon en een geel linnen overhemd. Als ze een glimp opvangt van haar spiegelbeeld in een van de ramen van de bar, stopt ze en kijkt ze zichzelf recht aan. Ze zucht, haalt haar vingers door haar wilde coupe, probeert wat volume te creëren en ze stopt een eigenwijs plukje achter haar oor.

Beter dan dit wordt het vanavond niet.

Terwijl Lux haar kleding rechttrekt, duwt ze met haar andere hand de deur naar de bar open en stapt naar binnen. De ruimte is een eerbetoon aan een Engelse pub, met zichtbare bakstenen en houten balken en warme verlichting, grote gemeenschappelijke tafels met gezellige bankjes en lange banken, terwijl kleinere uitsparingen in de hoeken ronde houten tafels herbergen met niet bij elkaar passende krukken en stoelen met hoge rugleuning. Het menu bestaat uit veelal lekker en ongezond eten en de cocktails zijn chique genoeg om speciaal te voelen, maar toch zo geprijsd dat je niet het gevoel hebt dat je je hele budget in één nacht verkwist, een zeldzaam iets voor dit deel van de stad. Het is de perfecte plek om iemand mee te nemen op wie je indruk wilt maken zonder dat het lijkt alsof je te hard je best doet en Lux weet meteen dat Elias zijn nieuwe vlam echt leuk moet vinden.

“Lux! We zijn hier!”

Lux draait zich om in de richting van Elias’ stem en grijnst als ze ziet dat Elias en Ralf de felbegeerde ronde tafel in de nis van de erker hebben weten op te bemachtigen. Een serveerster zet twee cocktails en een groot glas donker bier op tafel. Ze baant zich een weg door de menigte, op weg naar de voorste hoek.

“Sorry dat ik zo laat ben, ik was aan het werk,” verontschuldigt Lux zich, terwijl ze Elias op de schouder klapt en ze de stoel naast Ralf naar achteren trekt en hem een ​​snelle boks geeft voordat ze gaat zitten. Ze werpt een blik op de lege stoelen tussen haar en Elias, een grijns trekt om haar lippen. “Maar nog altijd sneller dan je lover, Eli.”

‘Alsjeblieft,’ spot Ralf liefdevol terwijl hij een slokje van zijn Guinness neemt. “Elias vertelde ons – nou ja, aan jou – hier een half uur te zijn voor de daadwerkelijk afgesproken tijd.”

‘Nou,’ pruilt Lux, terwijl ze haar onderlip dramatisch uitsteekt terwijl ze zich naar Elias wendt. “Echt waar?”

“Ik werk nu drie en een half jaar met je samen, Lux,” grinnikt Elias, zijn ogen rimpelend in de hoeken. “Ik weet hoe je bent als je in de studio bent.”

“Dat is ook zo”, moppert Lux. “Maar je weet dat ik er een hekel aan heb om te laat te komen, toch?”

‘Ik weet het,’ knikt Elias, ‘en op deze manier voorkomen we dat. Ik heb die cocktail met ananas besteld die je zo lekker vond de vorige keer dat we hier waren.”

‘Aw, dankjewel, Eli,’ kirt Lux, terwijl ze haar glas tegen dat van Elias rammelt. “Is dit jouw manier om ons op te peppen zodat we dit mysterieuze nieuwe vriendinnetje leuk gaan vinden?”

“Kom op, ze is niet zo mysterieus”, zegt Elias terwijl hij met zijn ogen rolt.

“Eli, je date haar al bijna twee maanden,” merkt Lux op. ‘En we ontmoeten haar nu pas? Mysterieus.”

“Ik wilde gewoon niets verpesten”, dringt Elias aan. “Pas toen we officieel werden, en we hebben het pas net officieel gemaakt. Ik bedoel, we hebben elkaar ontmoet op Tinder, in godsnaam, de kans dat we echt meer worden dan een… nou…”

“Een one night stand,” vult Lux aan. “Je kunt dat best zeggen. We weten allemaal waar Tinder voor is. Been there, done that.”

“Ik ken best wat mensen die hun partner op Tinder hebben ontmoet.” vult Ralf aan.

“Oh mijn god, ik haat jullie”, kreunt Elias. ‘Meer dan een flirt, klootzakken. Ik dacht niet dat het meer dan een flirt zou zijn, maar we mochten elkaar eigenlijk wel, weet je? En ik heb jullie over haar verteld!”

‘Nauwelijks,’ lacht Ralf, een plagende glinstering in zijn ogen. ‘Hoe heet ze ook alweer? Laura? Lieke?”

‘Lorèn,’ voegt Lux eraan toe, terwijl ze een grijns wegbijt.

“Oh, ja,” Ralf knipt met zijn vingers. “Lorèn! Hoe kon ik dat ook vergeten!”

“En wat doet de jonge Lorèn voor de kost?” vraagt ​​Ralf. “Kan ze de levensstijl ondersteunen waaraan jij gewend bent geraakt?”

“Ze werkt bij een uitgeverij”, antwoordt Elias. “En ik kan mezelf ondersteunen, heel erg bedankt.”

“Goed, goed,” knikt Ralf. “In loondienst, maar je bent niet van haar afhankelijk, daar hou ik van.”

Elias rolt met zijn ogen.

“Oké, oké, Eli” zegt Lux , genietend van de manier waarop Elias’ wangen roze worden van hun geplaag. Hier geniet ze van. Lux hoopt dat deze Lorèn een blijvertje is. ‘Je weet dat we Lorèn naar haar bedoelingen zullen moeten vragen.’

‘Dat doe je echt niet,’ zegt Elias verdorven.

“Oh, maar dat doen we,” verkondigt Lux. ‘Hoe moeten we anders weten of ze goed genoeg voor je is?’

‘Dat is ze,’ zegt Elias, terwijl hij over Lux’ schouder kijkt en glimlacht. ‘Ik weet dat ze dat is. Nu, aardig zijn. Ze is hier.’

Elias’ glimlach wordt breder terwijl hij opstaat en Lorèn wenkt; Lux draait zich om in haar stoel, nieuwsgierig om te zien wie haar vriend in godsnaam doet oplichten op een manier die ze nog nooit eerder heeft gezien. Een van de mooiste vrouwen die ze ooit heeft gezien, kuiert naar hen toe door het restaurant, haar donkere ogen gefixeerd op Elias. Ralf mompelt “Jezus Christus” binnensmonds, waar Lux hem later zeker mee zal plagen. Maar echt, Jezus Christus is een understatement. Lorèn is als een soort van adembenemende Griekse godin, met een gloeiende olijfkleurige huid, donkere ogen en dik, donker haar dat krullend over haar schouders valt. Normaal gesproken is Lux vrij zeker over haar uiterlijk, maar als Lorèn hen nadert met haar smeulende ogen en pruilende lippen, eruitziend als een catwalkmodel, kan ze het niet helpen dat ze zich een beetje slordig voelt, terwijl ze snel nog wat opgedroogde verf van haar pols veegt.

“Eh, Eli,” lacht Ralf nerveus. ‘Zei Lorèn dat ze ook iemand meebracht?’

‘Ja, natuurlijk,’ fronst Elias en kijkt naar Ralf. ‘Ze neemt haar beste vriend mee. Ze werken samen. Shit, wat is zijn naam? No-“

‘Nolan,’ krast Lux, terwijl ze hem over Lorèns schouder in de gaten houdt. “Zijn beste vriend is Nolan.”

Verdomme.

Nolans knappe gezicht verbleekt; hij steekt zijn hand uit naar Lorèn , maar Lorèn is te ver voor hem uit, te gefocust op het begroeten van Elias. Ralf begint gewoon nog harder te lachen, zijn gezicht wordt rood terwijl zijn gekakel steeds hysterischer wordt. Lux schopt tegen zijn scheenbeen onder de tafel.

“Het spijt me,” hijgt Ralf door zijn lach heen. “Ik kan niet stoppen, oh mijn God, dit is… ik weet het niet meer.”

“Oh, fuck, is dat…” Elias wendt zich in paniek tot hen. “Die van de schilderijen?”

Lux knikt, omdat ze niet meer in staat is om goede woorden uit te brengen.

‘Ik wist het niet,’ zegt Elias snel. “Echt, echt niet. Ik bedoel, ze zei dat ze iemand naar je show had meegenomen, Lux, maar…’

‘Hey,’ zegt Lorèn warm, terwijl ze een arm om Elias’ middel legt en naar binnen duikt om een ​​kus op Elias’ wang te drukken. Lux kan het niet helpen, maar merkt op hoe haar vriend erin opgaat ondanks haar verdriet. Lorèn trekt zich terug, met gefronste wenkbrauwen terwijl ze Elias’ strakke glimlach en paniekerige ogen ziet. “Wat gebeurt er? Alles oké?”

‘Eh, nou, weet je,’ slikt Elias, terwijl hij zijn hand langs Lorèns arm laat glijden en in haar bovenarm knijpt. “Het lijkt erop dat je beste vriend en mijn beste vrienden elkaar al kennen.”

“Wat?” vraagt ​​Lorèn, haar gezicht verbaasd. “Echt? Kleine wereld.”

‘Zoiets ja,’ zegt Ralf, terwijl hij zijn biertje pakt en een grote slok neemt.

De groef tussen Lorèns ogen wordt dieper als ze naar Lux kijkt en dan weer naar Nolan, die zich op veilige afstand van de tafel begeeft, zijn handen gebald langs zijn zij. Nolans mond staat een beetje open als hij Lux’ blik breekt en zijn aandacht in plaats daarvan op zijn beste vriendin richt. Lux maakt van de gelegenheid gebruik om hem te bestuderen, de bekende steek van aantrekkingskracht borrelt in haar buik als ze hem in zich opneemt. Zijn zwarte spijkerbroek is niet zo strak als de spijkerbroek die hij vroeger verkoos, maar laat nog steeds zijn benen perfect zien, en de babyblauwe trui brengt het blauw van zijn ogen naar voren. Zijn wangen en kaak zijn bestrooid met stoppelbaard van een paar dagen oud, terwijl zijn haar kunstig in de war zit en lieflijk over zijn voorhoofd valt.

Waarom moet hij er toch altijd zo verdomd goed uitzien?

“Nolan?” vraagt Lorèn​​. “Ben je oké?”

‘Wij,’ begint Nolan, moeizaam slikkend, zijn adamsappel dobberend. “Nou, wij…”

‘We hebben gedate,’ flapt Lux eruit, haar stem zoekende.

Lux krimpt ineen zodra de woorden haar mond verlaten, terwijl Nolan zichtbaar terugdeinst door de minachtende toon van haar woorden. e weet dat het absoluut verkeerd was om te zeggen; het voelt goedkoop om alles wat zij en No samen hadden terug te brengen tot zoiets banaals als gewoon ‘afspreken’. Het laat hun relatie klinken alsof het vluchtig of casual was, terwijl het precies het tegenovergestelde was. Lux weet zelfs niet zeker of ze gaar relatie met Nolan ooit als ‘daten’ zou hebben gekwalificeerd, zelfs toen ze voor het eerst bij elkaar kwamen. Nee. Nolan was het vanaf de eerste dag voor Lux geweest, ze zou nooit iets beters vinden dan dit soort liefde. Haar diepste liefde. Haar muze. En nu haar grootste spijt. Allemaal samengevoegd tot één persoon die voor haar staat, die plotseling, zonder enige waarschuwing terug in haar leven wordt geworpen.

Maar hoe leg je dat precies uit aan iemand die je net hebt ontmoet?

‘Juist,’ knipoogt Nolan met ijskoude ogen. “Gedatet. Oké.”

Lux is een klootzak.

Nolan geeft Lorèn een tikje op haar schouder en draait zich dan om op zijn hiel, op weg naar de uitgang.

“Je gaat weg?” Roept Lorèn hem na, haar ogen groot van bezorgdheid.

‘Ik ga roken,’ antwoordt Nolan kalm, terwijl hij zich omdraait en achteruit wegloopt. Zijn ogen flitsen naar die van Lux voordat hij teruggaat naar die van Lorèn. “Waar ik ga nadenken over of ik vertrek of niet.”

Daarmee draait Nolan zich weer om en marcheert naar de deur, waar hij sierlijk een koppeltje ontwijkt dat naar binnen gaat.

‘Het spijt me echt, schat,’ zegt Lorèn, haar ogen strak op de deur gericht. Ze zucht diep en draait zich om naar Elias, terwijl ze in zijn hand knijpt. ‘Misschien moeten we gaan. We kunnen een ander moment bedenken om dit te doen. Los van elkaar, denk ik.”

Lorèn werpt een blik op Lux, haar wenkbrauwen fronsend van oordeel.

‘Je hebt gelijk, denk ik,’ zucht Elias, die er totaal verpletterd uitziet, zijn bruine ogen vol teleurstelling terwijl zijn schouders inzakken. “Dat is waarschijnlijk het beste.”

Nee.

Nee, dit gaat gewoon niet gebeuren.

“Wacht!” roept Lux uit, terwijl ze naar haar portemonnee zoekt in haar tas terwijl ze overeind krabbelt. “Wacht even.”

Ze haalt haar pinpas tevoorschijn en geeft hem aan Elias.

‘Nolan drinkt whisky,’ zegt Lux. “Of bourbon. Maar eigenlijk heeft hij de voorkeur voor Ierse whisky. Bestel hem daar iets van. Maar niets te fancy of overdreven, ja? Hij heeft er een hekel aan als er te veel extra shit in een cocktail zit. Zegt dat er altijd één ding is dat de smaak verstoort.’

Ze kijkt naar Lorèn voor bevestiging, zich realiserend dat de drankvoorkeuren van Nolan in de loop der jaren kunnen zijn veranderd.

“Toch?”

‘Toch.’ knikt Lorèn, haar ogen nog steeds sceptisch.

‘Bestel wat jullie willen,’ vervolgt Lux, terwijl ze probeert niet te veel na te denken over de onverwachte kosten. “Dit rondje is van mij. De volgende ook. Ik ben trouwens Lux. Leuk je eindelijk te ontmoeten, Lorèn.’

Lux steekt haar hand uit en probeert niet overduidelijk opgelucht te zuchten als Lorèn die aanneemt, ook al knijpt ze maar een klein beetje te stevig.

“Geef me tien minuten,” zegt Lux, wijzend naar Elias.

“Lux, het is goed…”

“Tien minuten, Eli!” roept Lux over haar schouder terwijl ze op jacht gaat naar Nolan. “Ga een drankje halen!”

Lux weet niet precies wat ze tegen Nolan gaat zeggen als ze de stoep op stormt, de zomeravond aangenaam zwoel. Wat ze wel weet, is dat ze de avond weer op de rails wil krijgen. Elias heeft de afgelopen jaren zoveel voor haar gedaan, en hoewel ze het nu misschien bagatelliseert, weet Lux dat vanavond heel belangrijk voor hem is. Dus hoe eerder ze hier overheen komen, hoe beter.

Lux kijkt naar links, haar maag trilt als ze Nolan op de stoep naast de bar ziet zitten, zijn ellebogen op zijn knieën, een brandende sigaret bungelend tussen zijn vingers terwijl hij in de verte staart. Hij neemt een lange hijs van de sigaret, zijn borst gaat omhoog terwijl hij inademt, zijn adem inhoudend voor een seconde voordat hij zijn kin optilt en uitademt, terwijl krulletjes rook uit zijn lippen omhoog komen. Lux bijt op de binnenkant van haar wang en vecht tegen een glimlach.

Nolan is altijd zo’n elegante roker geweest.

Nolan werpt een blik in haar richting en trekt Lux’ blik. Hij wendt zijn blik snel af, schudt zijn hoofd, en neemt nog een hijs. Lux benadert hem voorzichtig, zoals je bij een prooidier zou doen. Nolan ademt langzaam uit, de rook komt uit de zijkant van zijn mond.

‘Ik ben echt niet in de stemming, Lux,’ zegt Nolan, terwijl hij as van zijn sigaret aftikt, ‘voor wat we nu ook gaan doen. Kunnen we het gewoon laten?”

“Ik kom in vrede,” zegt Lux, haar handen uitstrekkend in overgave. “Ik beloof het.”

Nolan zegt niets, neemt nog een hijs, het uiteinde van zijn sigaret gloeit oranje.

“Mag ik er eentje bietsen?” vraagt ​​Lux, wijzend naar het pakje bij Nolans heup, de aansteker netjes op het pakje gelegd.

Het is een zwakke openingszin en dat weet Lux. Nolan weet dat ook, kijkend naar de manier waarop hij zijn wenkbrauw optrekt. Toch pakt Nolan het kartonnen doosje en de aansteker op en strekt ze uit naar Lux om het haar aan te bieden; hun vingertoppen strijken over elkaar wanneer Lux het pakje van hem overneemt. Lux opent het pakje op een onhandige manier, haalt een sigaret uit het grotendeels volle pakje en geeft het pakje terug aan Nolan, hun vingers wederom strijkend. Ze plaatst de sigaret tussen haar lippen en zuigt aan het filter om de vlam naar binnen te trekken en steekt hem aan.

Lux heeft al jaren niet meer gerookt. Ze was altijd meer een sociale roker of een dronken roker, niet zoals Nolan, die zo regelmatig rookte dat Lux er bijna haar horloge op gelijk kon zetten. Zelfs na al die jaren associeert Lux de geur van tabak nog steeds met hem. De eerste keer inhaleert ze te diep, de rook brandt in haar longen. Lux probeert subtiel te hoesten, haar keel te schrapen en zachtjes met haar vuist op haar borst te bonzen, maar Nolan kijkt dwars door haar heen, zijn lippen op elkaar drukkend om zijn amusement te maskeren, zijn ogen rimpelend aan de zijkanten.

‘Het is een tijdje geleden,’ krast Lux, terwijl ze haar keel schraapt terwijl ze Nolan zijn aansteker teruggeeft en hun vingers voor de derde keer over elkaar heen strijken.

Nolan neuriet, tikt met zijn aansteker op het trottoir, haalt een tweede peuk uit zijn pakje en steekt hem aan. Lux zegt niets; ze weet dat Nolan de neiging heeft een kettingroker te zijn als hij gestrest of overstuur is en dat is nu duidelijk aan de hand. Dus Lux leunt tegen de leuning en neemt nog een trekje, waarbij ze erin slaagt deze keer niet te hoesten. Ze roken in ongemakkelijke stilte, wat volgens Lux een grote stap voorwaarts is als je bedenkt hoe de meeste van hun andere interacties tot nu toe zijn verlopen. Lux weet dat ze moet beginnen met praten, dat zij degene is die Nolan naar buiten heeft gejaagd, degene die zijn privémoment binnendringt, maar ze worstelt om de juiste woorden te vinden om te zeggen. Ze weet niet zeker of ze erop vertrouwt dat ze het juiste zegt, bang dat de kleinste misstap Nolan weer van slag maakt en de avond voorgoed zou beëindigen.

“Had je wat nodig?” vraagt ​​Nolan uit eindelijk, zijn stem streng.

‘Het spijt me,’ zegt Lux. ‘Voor wat ik binnen zei. Het kwam er verkeerd uit.”

Nolans wenkbrauwen schieten hoog op, zijn ogen vernauwden zich wantrouwend terwijl hij nog een trekje van zijn sigaret neemt. Lux kan het hem niet kwalijk nemen dat hij verrast is. Niet echt. Het is nooit een van haar sterkste punten geweest om gemakkelijk toe te geven wanneer ze spijt heeft. Nolan ademt uit, zijn houding ontspant enigszins terwijl hij knikt.

‘Je kraamt flink wat onzin uit,’ antwoordt Nolan, zijn sigaret vergeten. “Gedatet. Echt waar, Lux.”

“Ik raakte in paniek”, legt Lux uit. “Ik had niet verwacht je te zien, laat staan ​​uitleggen … van ons … en ik flapte er gewoon uit wat het eerste in mijn hoofd opkwam en dat was dom, No, het spijt me.”

Nolan knikt en houdt zijn ogen gericht op die van Lux terwijl hij nog een trek van zijn sigaret neemt en diep inhaleert. Lux heeft geen idee wat hij denkt en dat maakt haar gek, want vroeger was Lux ervan overtuigd dat ze Nolans gedachten altijd kon lezen.

‘Weet je,’ ademt Nolan uit met een zucht, terwijl hij zich omdraait om geen rook in Lux’ gezicht te blazen. “Ik keek hier de hele dag naar uit. Niet alleen omdat Lorèn zo opgewonden was om me aan haar vriendje voor te stellen, maar omdat het een vriendending zou zijn, zeg maar, vermenging van de binnenste cirkels. Ik dacht dat het een goede kans zou zijn om nieuwe vrienden te maken in Amsterdam, vrienden buiten mensen van het werk, weet je? Het is zo moeilijk om vrienden te maken, echte vrienden, als je bijna dertig, weet je wel? Op onze leeftijd heeft iedereen zo’n beetje al zijn vrienden, zo voelt het.”

Lux antwoordt niet, omdat ze voelt dat Nolan dta toch niet echt van haar verwacht. Nolan neemt nog een trek van zijn sigaret en veegt de as weg terwijl hij uitademt.

“Het is klote”, gaat Nolan verder. “En ik weet dat ik verdomd egoïstisch ben om dit om mij te laten draaien, maar ik baal ervan dat deze avond niet gaat zoals ik wilde.”

‘Het kan nog steeds,’ zegt Lux aarzelend.

Nolan snuift.

“Het zou kunnen!” Protesteert Lux “Er zijn drie mensen binnen die je vrienden zijn of zouden kunnen zijn. En wij kunnen… wij kunnen vrienden zijn. Ooit waren we vrienden, nietwaar?”

“We waren nooit vrienden, Lux.”

Lux weet dat Nolan gelijk heeft, maar toch weigert ze deze avond op te geven.

‘Oké, dus we waren nooit vrienden,’ geeft Lux toe, terwijl ze haar sigaret op de grond gooit. ‘Maar we moeten in ieder geval volwassen kunnen zijn en onze bende voor één avond opzij kunnen zetten, toch? In het belang van onze beste vrienden die elkaar echt leuk vinden? Vanavond gaat niet over ons. Het gaat over hen. Elias en Lorèn hebben hier niet om gevraagd.”

‘Ik weet het niet, Lux,’ zegt Nolan, terwijl hij zijn haar opzij veegt. “Kunnen we dat-“

‘Dat zou kunnen,’ knikt Lux, en hij voelt dat Nolans vastberadenheid begint te barsten. “Dat kunnen wij. Ik heb mijn bankpas aan Elias gegeven en hem gezegd dat hij voor ons allemaal drankjes mocht bestellen op mijn kosten. Dus ja, als je erover nadenkt, kom je vanavond wel door. Kom op, No. Blijf gewoon.”

Nolan kijkt peinzend en neemt nog een lange hijs, de sigaret bijna tot aan het filter oprokend. Lux bijt op haar lip, haar maag draait zich om terwijl Nolan voorzichtig een reeks rookkringen uitblaast, waarbij zijn wangen hol worden terwijl hij dat doet. Lux vraagt ​​zich af of Nolan haar expres probeert te martelen of dat hij het onbewust doet; ze had het altijd ondraaglijk sexy gevonden als Nolan dat kleine trucje deed, en het is al die jaren later niet minder sexy. Lux denkt erover na om enkele van haar oude trucs uit te halen die zij gebruikte om Nolan over te halen om te doen wat zij wilde (Nolan had altijd al een zwak voor de kuiltjes in haar wangen), maar ze wil hem ook niet nog harder pushen, op het moment dat hij zich kwetsbaar voelt.

Klinkt veelbelovend.

‘Oké,’ zegt Nolan ten slotte, wijzend naar Lux met zijn smeulende sigaret. “Een wapenstilstand. Ter wille van onze vrienden, voor één avond.”

‘Nou,’ grijnst Lux, op haar hielen heen en weer wiegend. “Daar kunnen we sowieso mee beginnen.”

‘Ik geef je een vinger, Lux,’ huft Nolan, terwijl hij zijn sigaret op de stoep uitmaakt en hem naar het trottoir gooit terwijl hij opstaat. “En je wil meteen mijn hele hand. Ik ben nu immuun voor die kuiltjes, weet je.”

4.2

Gezien de stroeve start van de avond, denkt Nolan, is het avondeten zo slecht nog niet. Natuurlijk, het was een beetje onwennig geweest toen hij en Lux voor het eerst weer naar binnen kwamen, maar dat was te verwachten met de twee vrienden die met elkaar incheckten en Nolan die zich formeel aan Elias voorstelde terwijl Ralf heel toevallig één stoeltje op schoof zodat Lorèn en Elias bij elkaar konden zitten, maar Lux en Nolan niet naast elkaar hoefden te zitten. Maar de spanning nam af toen ze al hun aandacht op het gelukkige paar hielden, Lorèn en Elias koesterden zich in de aandacht terwijl ze hun verhaal deelden, van hoe ze elkaar ontmoetten tot ze besloten het exclusief te maken. Het zou deprimerend moeten zijn om in de aanwezigheid te zijn van een prille relatie in de verliefde fase terwijl zijn eigen liefdesleven in puin ligt, maar Nolan kan het niet helpen, hij is gecharmeerd door hen twee samen, Elias’ warmte en ernst compenseert Lorèn verlegen maar vlugge natuur.

Er is af en toe een steek van verdriet, vaak veroorzaakt door de keren dat hij Lux’ ogen vangt of wanneer ze tegelijkertijd lachen, maar hij schuift die gevoelens opzij en probeert zich op de positieve dingen te concentreren. Ten eerste is Lorèn absoluut gelukkig, zo gelukkig heeft Nolan haar nog nooit gezien in de drie jaar dat ze vrienden zijn. Ten tweede is Ralf een meester in het sturen van gesprekken naar lichtere onderwerpen, waarbij een ongemakkelijke stilte nooit te lang blijft hangen. En drie, dit is de langste tijd dat hij en Lux dezelfde ruimte hebben gedeeld zonder elkaar emotioneel aan te vallen, wat hem de hoop geeft dat ze misschien, heel misschien, kunnen leren om vreedzaam naast elkaar te bestaan.

Voordat Nolan het zelfs maar beseft, zijn ze meer dan halverwege de maaltijd en bestellen ze hun derde ronde drankjes terwijl ze discussiëren over het einde van Avengers: Endgame. Terwijl anderen deze ronde hun drankjes wisselen, houdt Nolan het bij de cocktail die Elias oorspronkelijk voor hem had besteld, zeker met hulp van Lorèn, want het is precies het soort dat hij voor zichzelf zou hebben besteld, de verfrissende combinatie van braambes, limoen, frisdrank en Ierse single malt whisky perfect voor een warme zomeravond.

“…En dat, mijn vrienden,” verkondigt Ralf terwijl hij op de tafel beukt, hun lege glazen een beetje rammelend, “is waarom het einde van Steve Rogers zo slecht was. Zijn we het eens?”

‘Ik denk dat het romantisch was,’ zegt Elias, terwijl hij in Lorèns hand knijpt. ‘Teruggaan en eindelijk dansen met Peggy? Steve was altijd een man met weinig tijd en nu mag hij het doorbrengen met de liefde van zijn leven. Dat is een goed einde!”

‘Kom op, Eli, het verpest alles wat we weten over haar leven,’ dringt Lux aan. “Het was een vreselijk einde.”

‘O, alsjeblieft,’ onderbreekt Nolan. “We zouden altijd dit einde krijgen.”

“Ja, maar is het een goed einde?” vraagt Ralf.

“Fuck nee,” schampert Nolan. ‘Ik ben het met jou en Luxie eens. Steve’s einde was waardeloos.”

“Aha!” gilt Ralf triomfantelijk en hij slaat weer op de tafel. “Dat is drie van de vijf, de meerderheid, we winnen!”

Lux kijkt naar Nolan, verrast, maar toch blij, haar kuiltje heel lichtjes zichtbaar en haar ogen glinsteren in het gedimde sfeerlicht. Verdomme, denkt Nolan, terwijl hij het bloed naar zijn gezicht voelt stromen. Hij had haar oude koosnaam gebruikt zonder er zelfs maar over na te denken en was zo gemakkelijk teruggevallen in hun oude geklets. Hij pakt zijn glas water en neemt een grote slok terwijl hij naar zijn nieuwe cocktail kijkt, die de serveerster heimelijk neerzette tijdens hun verhitte debat.

Misschien moet hij deze cocktail wat rustiger opdrinken.

‘Voor wat het waard is, ik ben heb met jou eens, Eli,’ zegt Lorèn troostend, terwijl ze haar arm over de rugleuning van Elias’ stoel laat glijden en hem in haar zij trekt. “Het was romantisch en zij zijn gewoon bitter.”

Nolan maakt kokhalzende geluiden; Lux giechelt als Lorèn haar middelvinger opsteekt naar Nolan.

‘Dus, Nolan,’ zegt Elias als ze allemaal bij elkaar zijn. ‘Lorèn zei dat jullie samenwerken? Ben jij ook acquisitieredacteur?”

‘Nee, ik ben nog lerende,’ antwoordt Nolan, terwijl hij in zijn cocktail roert en een klein slokje neemt. “In principe koopt of zoekt Lorèn de manuscripten op en dan werk ik samen met de auteur door middel van herschrijvingen, zodat ze tot hun definitieve versie komen.”

“Dus hoe hebben jullie elkaar ontmoet?”

Nolan weet dat Elias niet van plan is om hem voor de gek te houden, dat zijn vraag gewoon een typische kennismakingsvraag is, maar tegelijkertijd kan hij het niet helpen dat hij zich zo voelt. Vanuit zijn ooghoek ziet hij Lux wat rechter op haar stoel zitten terwijl ze van haar margarita nipt, in een poging om haar interesse in wat Nolan te zeggen heeft te maskeren. Als Lux ooit te weten komt wat hij de afgelopen vijf jaar heeft gedaan, is het beter als dat nu gebeurt, wanneer ze zich in een neutrale omgeving bevinden en omringd zijn door vrienden. Zoals hij het grootste deel van de avond heeft gedaan, houdt Nolan zijn aandacht bij Lorèn en glimlacht liefdevol naar zijn beste vriendin.

“We hebben elkaar ontmoet op een redactieconferentie”, legt Nolan uit. “Waar waren we, Lo?”

‘Berlijn,’ zegt Lorèn terwijl ze een frietje van Elias’ bord plukt.

“Juist, juist,” grinnikt Nolan, denkend aan de hoogwaardige wiet die Lorèn voor hen kocht op hun tweede nacht daar. “Hoe kon ik dat vergeten? Het was in ieder geval mijn eerste keer daar. Ik had een jaar in Nieuw-Zeeland doorgebracht, waar ik in een boekhandel terecht kwam –”

Nolan werpt een snelle blik op Lux, die niet eens terugdeinst voor de informatie. Ralf moet Lux over Nieuw-Zeeland hebben verteld, en daar is hij dankbaar voor. Hoe minder hij hoeft te doen, hoe beter, eerlijk gezegd.

“– en toen ik terugkwam in Nederland, begon ik te werken bij een onafhankelijke uitgeverij in Rotterdam. Er was niet veel personeel, veel op dat moment op vakantie, dus ik mocht gaan, ook al was ik er nog maar iets meer dan een jaar.”

“Ik was toen nog lerende”, zegt Lorèn. “We ontmoetten elkaar aan het begin van de dag. We brachten de rest van de conferentie samen door en hielden daarna uiteraard contact. En daarna zagen we elkaar op elke grote conferentie of beurs.”

“Die conferenties zijn meestal om te netwerken”, voegt Nolan toe. “Eigenlijk een excuus voor mensen in de branche om rond te hangen, dus we werden onderweg goede vrienden, zelfs samen op een paar van de kleinere boektentoonstellingen.”

“Dus hoe ben je dan terug in Amsterdam beland?” vraagt ​​Ralf.

“Toen ik eerder dit jaar overging op overnames, heb ik hem gevraagd”, pocht Lorèn. “We wisten dat hij ons niet zou kunnen weigeren, en we hadden een vacature voor een associate development editor bij een van onze imprints, Anchor Books.”

Nolans hart verkrampt als hij Lux betrapt terwijl ze de vorm van haar ankertattoo volgt met haar wijsvinger, haar lippen stevig op elkaar.

Nolan had toen tegen zichzelf gezegd dat het toeval was dat Anchor Books hem terugbracht naar Amsterdam. Terwijl hij de bekende zwarte inkt op Lux’ pols bestudeert, vraagt ​​hij zich af of het de manier was waarop het lot hem naar huis riep.

‘Het zijn de grote namen,’ zegt Nolan berouwvol, terwijl hij probeert zijn stem kalm te houden. ‘Een zijwaartse zet, qua titel, maar ik zou dom zijn geweest om niet…’

“Wacht even,” onderbreekt Lux. “Ik ben in de war. Bedoel je dat je niet meer schrijft?”

Nolan draait zich om en kijkt haar aan; Lux kijkt beledigd bij de gedachte dat Nolan niet schrijft, haar wenkbrauwen samengetrokken en haar onderlip pruilend.

‘Ik schrijf,’ zegt Nolan voorzichtig, Lux’ verontruste blik aankijkend. “Maar het is op mijn voorwaarden. Ik ben niet zo van, de trends najagen of geobsedeerd door het schrijven van een bestseller. Ik realiseerde me eindelijk dat ik moet schrijven waar ik van hou en moet stoppen mezelf te definiëren door commercieel succes. Daar zou het niet over moeten gaan, weet je? Het gaat om het werk. Het gaat erom dat ik iets doe waar ik trots op kan zijn.”

‘Maar je werkt letterlijk bij een van de grootste uitgeverijen ter wereld,’ drukt Lux, terwijl de rimpel tussen haar wenkbrauwen dieper wordt. “Alles wat je ooit wilde is daar. Hoe kan je niet-‘

‘Ja, dat zeg ik altijd, Lux’ onderbreekt Lorèn, zwaaiend met haar hand. “Ik heb zijn boeken gelezen; het is zeer goed. Maar Nolan is altijd vastbesloten geweest om de dingen op zijn manier te doen, hij…’

“Waarom ben je zo koppig?” vraagt ​​Lux, terwijl ze zich weer naar Nolan wendt, haar ogen fonkelend. ‘Je hebt gehoord wat Lorèn net zei. Je bent goed. Mensen zouden je werk moeten lezen. Je verdient het om gepubliceerd te worden, No, je hebt het altijd verdiend. Hoe kom je er nog steeds niet aan? Jezus, ik bedoel… ow, fuck, Ralf, dat deed pijn!’

Lux fronst en reikt naar beneden om te wrijven waar Ralf haar scheenbeen onder de tafel schopte. Ralf glimlacht gelukzalig en neemt een delicaat slokje van zijn bier terwijl Lorèns wenkbrauwen torenhoog schieten. Nolan voelt zijn wangen warm worden als er een brok in zijn keel komt; hij vergat hoe het was om de enige focus van Lux’ aandacht te zijn, hoe overweldigend het kan zijn als je aan de ontvangende kant staat van een van haar gepassioneerde tirades. Lux gaat weer rechtop zitten, het vuur suddert in haar ogen terwijl ze naar Nolan kijkt.

“Het spijt me,” zucht Lux, terwijl ze haar vingers door haar haar haalt. ‘Ik weet dat het mijn zaken niet zijn, niet meer, ik…’

“Maar ik ben gepubliceerd”, zegt Nolan, die zijn best doet om zijn emoties onder controle te houden. “Ik heb mezelf gepubliceerd. Het was de beste oplossing voor mij, om het allemaal zelf te doen. Ik heb volledige creatieve vrijheid en een beste vriendin die toevallig een professionele redacteur is en me slechts de exorbitante vergoeding van één chique diner per project in rekening brengt-‘

‘Een koopje,’ onderbreekt Lorèn hem met een knipoog.

“Iedereen definieert succes anders, Lux,” vervolgt Nolan, “en dit is wat het voor mij betekent. Voor nu in ieder geval. Het heeft lang geduurd voordat ik hier kwam en ik ga me er niet voor verontschuldigen. Bovendien hou ik van mijn werk. En ik ben er echt verdomd goed in.”

‘Dat is hij,’ zegt Lorèn trots. ‘Waarom denk je dat ik zo hard heb gevochten om hem te pakken te krijgen? Hij is slim en creatief en ongelooflijk gepassioneerd over het werk-‘

Nolan dwaalt af en neemt een grote slok van zijn drankje. Niet dat hij het niet op prijs stelt alles over zijn beste eigenschappen te horen, want dat doet hij wel. Hij heeft hard gewerkt om te komen waar hij nu is, en het heeft hem veel tijd gekost om hier te komen, zowel mentaal als emotioneel. Dit gesprek is gewoon een beetje veel, vooral in het bijzijn van Lux, die precies weet hoeveel Nolan worstelde om zijn werk opgemerkt te krijgen toen ze samen waren. Lux, die hem nu aankijkt met die ietwat ontzagwekkende uitdrukking die Nolan maar al te goed kent, een glimlach om haar lippen en sterren in haar ogen. Het doet zijn huid prikkelen en zijn hart gaat sneller kloppen omdat Lux al lang niet meer zo naar hem kijkt. Ze hoeft nu niet meer zo naar hem te kijken, na al die tijd en alles wat ze hebben meegemaakt. Hij kan het niet aan. Het is gewoon te veel.

“–En dan gaat hij elke week door mijn achteraf-stapel.”

“Achteraf-stapel?” vraagt ​​Elias.

“Ongevraagde manuscripten”, legt Lorèn uit. “Nolan neemt elk weekend een stapel mee naar huis en stuurt de auteurs in zijn eigen tijd feedback.”

“Doe je dat echt?” vraagt ​​Lux zacht.

“Het is echt niet zo’n grote moeite,” haalt Nolan zijn schouders op, zijn wangen brandend terwijl hij probeert het hele ding te bagatelliseren. “Meestal weet ik op de eerste paar pagina’s of het iets is waarin we geïnteresseerd zijn. Als ik potentie zie, geef ik ze een verwijzing naar een agent, zodat ze het via de juiste kanalen kunnen indienen. Zo niet, dan heb ik ze laten weten dat iemand in ieder geval naar hun werk heeft gekeken, dat ze niet alleen… dingen de leegte instuurden.’

“Dat is geweldig”, verbaast Lux zich. “Het is zo goed van je, No.”

‘Ik bedoel, ik had gewild dat dat vroeger bij mij was gebeurd,’ briest Nolan, ongemakkelijk heen en weer schuivend in zijn stoel, terwijl de bewondering in Lux’ stem zijn tanden op scherp zet. “Iemand die mij zag, in mij geloofde en inzag dat mijn werk de moeite waard was. Iemand die deuren voor mij opende. Weet je, zoals hoe Forcys dat voor jou en je kunst heeft gedaan.’

Ralf slaat zijn hoofd zo snel in het rond dat Nolan bang is dat hij zichzelf een whiplash heeft gegeven.

“Hoe gaat het trouwens met hem?” vraagt ​​Nolan snel, niet in staat zichzelf te weerhouden het te vragen nu hij eindelijk zijn naam hardop heeft uitgesproken. ‘Je hebt hem nog helemaal niet genoemd.’

Ze vallen stil, de woorden van Nolan hangen ongemakkelijk in de lucht. Er flikkert iets in Lux’ ogen – pijn? Of is het woede? Spijt? Nolan grijnst en bijt op zijn lip. Hij haat het dat hij het niet meer kan vertellen. Lux zucht diep en breekt hun blik terwijl ze methodisch een servet begint te versnipperen. Nolan heeft het gevoel dat hij moet overgeven. Hij weet dat hij de grens heeft overschreden, dat hij officieel hun wapenstilstand heeft verbroken door Forcys ter sprake te brengen, maar hij kon er niets aan doen. Hij werd benauwd onder de druk van alle aandacht voor hem en zijn carrière en die verdomde blik op Lux’ gezicht. Trouwens, het is het enige waar hij aan denkt sinds Lux terug in zijn leven kwam, en de onbeantwoorde vragen hebben hem gek gemaakt. Een verontschuldiging ligt op het puntje van zijn tong als Lux naar hem opkijkt, de uitdrukking op haar gezicht maakt Nolan sprakeloos.

‘Prima,’ zegt Lux, haar stem gelijkmatig en haar blik onwankelbaar terwijl ze pauzeert. “Ik bedoel, ik heb gehoord dat hij in orde is.”

Ralf schraapt zijn keel, pakt zijn bier, neemt een grote slok en kijkt recht voor zich uit. Nolan voelt de angst van hem afstralen en hij vraagt ​​zich af wat voor soort wormenblik hij zojuist heeft geopend. Nolan realiseert zich plotseling dat het mogelijk is dat hij al die tijd onder een valse veronderstelling heeft gewerkt, dat hij geen idee heeft wat er verdomme tussen Lux en Forcys is gebeurd, en te oordelen naar haar reactie, wat het ook was, het was zeker niet goed.

En dat? Dat verandert de zaak.

“Wie is Forcys?” vraagt Lorèn voorzichtig terwijl ze de tafel rondkijkt.

‘Forcys,’ zegt Elias, met een blik op Lux, zijn voorhoofd gerimpeld. “Hij is-“

‘Niemand,’ eindigt Lux bondig, terwijl ze haar handen tegen elkaar wrijft. ‘Ik heb hem al vijf jaar niet meer gesproken. Wil iemand een toetje? Ik wil een toetje.”

Geplaatst op