2.1

“Shit, ik ben vergeten de deur op slot te doen,” zegt Elias. Lux hoort hem overeind krabbelen, stof ritselt terwijl hij zich afstoft. “Laat mij dit maar regelen.”

“Is er iemand-“

“Hé, het spijt me, meneer,” onderbreekt Elias, zijn stem vriendelijk en professioneel. “We zijn gesloten.”

Er is een lange stilte; Lux houdt haar adem in. Misschien gaat Nolan wel weg. Of misschien verbeeldt ze zich dit hele ding. Ze heeft natuurlijk best wat wijn op. Het moet een droom zijn.

“Lux,” hoort ze Nolan roepen. “Luxie,”

Of misschien niet.

Lux ademt langzaam uit terwijl haar ogen opengaan. Nolan staat in de ingang, duidelijk niet op zijn gemak en toch vastberaden. Hun blikken kruizen elkaar en Lux wordt teruggeroepen naar dat moment zo’n 8 jaar geleden in een donkere kroeg. Zelfs na al die jaren is Nolan nog steeds de meest adembenemende man die ze ooit heeft gezien. Zijn doordringende blauwe ogen lieten Lux nooit koud. De tijd heeft hem zichtbaar goed gedaan en hebben hem alleen maar knapper gemaakt. Hij is een aantal lachrimpels rijker en zijn gezicht is wat hoekiger.

Natuurlijk staat het hem verdomde goed. Lux is niet verrast. Ze wist altijd al dat Nolan enorm goed op zou drogen.

“Lux, wat is er aan de hand?” vraagt Elias. Vanuit haar ooghoeken ziet Lux Elias fronsen. “Wie is dit?”

Lux trekt haar wenkbrauwen op en knikt door de galerij naar haar schilderijen. Ze ziet het moment waarop de puzzelstukjes voor Elias in elkaar vallen. Zijn mond valt open van verbazing als hij naar de portretten kijkt en dan weer naar Nolan, dan weer terug naar de portretten.

“Oh,” zegt Elias, zijn hand voor zijn mond. “Oh, shit.”

Inderdaad, oh shit.

Lux neemt een grote slok wijn, haar ogen nog steeds op Nolan gericht.

“Ik zou… ik zou moeten gaan,” stamelt Elias. “Ik moet gaan, toch? Ik bedoel, tenzij je wilt dat ik blijf? Of moet ik gaan?”

Nolan onderbreekt hun staarwedstrijd als eerste en kijkt naar de vloer terwijl hij de zool van zijn sneaker tegen de vloer schuurt. Het rubber piept op het hout. Hij haalt diep adem en kijkt naar Lux terwijl hij zijn haar fatsoeneert.

Nou, die nerveuze tic is in ieder geval niet veranderd.

“Lux?” vraagt Elias terwijl hij zachtjes tegen haar uitgestrekte been schopt. “Vind je het goed als ik ga?”

Ze vindt het echt niet oké, maar ze weet ook dat áls ze een gesprek met Nolan wil hebben, dat ze dat nu moet doen.

“Ga maar naar huis,” weet Lux uit te brengen, terwijl ze Elias een magere glimlach schenkt. “Het gaat goed.”

“Ik sluit wel af,” zegt Elias, terwijl hij in zijn zakken naar zijn sleutels zoekt. “De deur gaat automatisch achter je op slot, oké?”

“Oké.”

“Ik bel je morgen,” zegt Elias.

Lux knikt terwijl ze Elias ziet vertrekken. Hij stopt naast Nolan en opent zijn mond alsof hij iets gaat zeggen, maar hij bedenkt zich wanneer Nolan zich direct naar Lux wendt.

Ze kijken elkaar lang aan, geen van beiden wil als eerste breken. Lux maakt van de gelegenheid gebruik om Nolan verder te bestuderen, probeert te ontmaskeren hoe hij zich nu moet voelen, want zij voelt verdomme van alles tegelijk. Nolan ziet er moeiteloos prachtig uit in zijn eenvoudige polo en zwarte trainingsbroek, waarop een rode en marineblauwe streep over zijn been loopt. Voor een vreemdeling zou hij te casual gekleed zijn voor een opening van een kunstgalerij, maar Lux weet zeker dat die trainingsbroek van Gucci is. Wat raar is, want Nolan had altijd al een hekel gehad aan merkkleding. Over Gucci gesproken trouwens –

“Je bent me duizend euro verschuldigd,” zegt Lux.

“Sorry?” vraagt Nolan met een geschrokken uitdrukking op zijn gezicht.

Lux drinkt haar wijn op en zet het lege glas op de grond. “Je hebt me wel gehoord,” antwoordt ze, terwijl ze zichzelf onhandig overeind heft. “Je bent me duizend euro verschuldigd.”

“O ja?” vraagt Nolan, terwijl hij zijn armen voor zijn borst kruist. “Hoe dat zo?”

Lux gebaart naar haar met wijn besmeurde jumpsuit.

“Dit is van Gucci,” legt ze uit, terwijl ze naar hem toe loopt.

“Dus?”

“Dus het is verpest door jou.”

“Jij bent degene die je wijn heeft laten vallen, niet ik,” Nolan haalt zijn schouders op en staat op, ook al ziet Lux een vleugje paniek in zijn ogen als ze dichterbij komt.

“Ik heb de wijn laten vallen vanwege jou,” houdt Lux vol. “Dus betalen maar.”

“Ik ga niet voor je verdomde jumpsuit betalen, Lux,” schiet Nolan koppig terug. “Wat als ik in plaats daarvan één van je schilderijen koop? Staan we dan quite? Kan ik pinnen of moet ik contant geld gaan halen?”

“Je wilt een-“

“Schilderij van je kopen, ja,” maakt Nolan voor haar af, terwijl hij zijn portemonnee pakt. “Één van mij, eigenlijk. Nee, fuck dat, ik wil ze allemaal kopen. Hoeveel?”

“Die zijn niet te koop,” gromt Lux bijna en stopt vlak voor hem.

De punten van hun schoenen raken elkaar bijna. Nolan lijkt net zo geschokt door hun nabijheid als Lux zich voelt, zijn blauwe ogen dwalen over haar hele gezicht en blijven nooit te lang op één plek. De lucht tussen hen voelt elektrisch aan. Dat deed het altijd, verdomme, zelfs wanneer de dingen zo ontzettend klote werden, en het is duidelijk dat dat niet is veranderd, zelfs niet na al die tijd uit elkaar. Zelfs na alle slapeloze nachten waarin Lux niet wist waar Nolan was, hoe hij van de aardbodem was verdwenen zonder een spoor achter te laten en Lux de verbrijzelde stukjes van haar hart moest oprapen. Lux kijkt naar Nolan en weet niet zeker of ze hem wil kussen of wurgen; ze balt haar vuist langs haar zij, terwijl haar ogen naar Nolans lippen dwalen.

Ze zijn dezelfde roze tint die ze zich herinnert.

Nolans adem stokt in zijn keel en hij duikt om Lux heen om verder de galerijruimte in te stappen. Lux ademt langzaam uit en probeert haar bonzende hart te kalmeren.

Lux kijkt toe terwijl Nolan door de galerij loopt, zijn handen in zijn zakken gestopt terwijl hij naar alle andere schilderijen kijkt. Het is een klassieke vermijdingstechniek van hem. Doen alsof hij geïnteresseerd is in de kunst, maar nooit volledig betrokken zijn bij dat wij hij ziet. Zijn hele houding is nog precies hetzelfde als acht jaar terug.

“Weet je, toen ik je eerder zag, dacht ik dat ik hallucineerde,” geeft Lux toe, terwijl ze haar handen door haar haren haalt. “Ik kon gewoon echt niet geloven dat je hier zou zijn, in mijn galerij, op een van de grootste avonden uit mijn carrière -“

“Ik wist het niet,” zegt Nolan snel, terwijl de kleur uit zijn gezicht wegtrekt. “Ik zweer dat ik het niet wist, Lux. Ik was hier met een vriendin, ik had geen idee dat dit jouw show was. Denk je echt dat ik zou zijn komen opdagen voor… wat? Om met je te fucken?”

“Ik dacht niet da-“

“Dacht je dat echt?” vraagt ​​Nolan. “Weet je wat? Rot toch op. Waarom kan je je niet één keer in mij verplaatsen en bedenken wat een schok het voor mij was, om een ruimte binnen te komen en mijn eigen gezicht op de verdomde muur te zien? Jezus.”

Lux haat het als Nolan gelijk heeft.

“Je hebt gelijk,” geeft Lux met tegenzin toe. “Ik weet dat je dat niet zou doen. Niet met opzet.”

“Dank je.”

“Maar het is niet alsof ik wist dat je hier zou zijn,” zegt Lux. “Ik heb dit ook niet met opzet gedaan, Nolan. Het is niet alsof ik op de een of andere manier contact met je kon opnemen om je te laten weten dat ik een aantal van je schilderijen liet zien. Nee, mijn schilderijen, ze zijn van mij en ik kan ermee doen wat ik wil. In ieder geval. Ik wist niet eens dat je weer in Amsterdam was. Ik weet niet waar je de afgelopen vijf en een half jaar bent geweest, voor het geval je het vergeten bent.”

“We zijn uit elkaar, Lux,” zegt Nolan eenvoudig, terwijl hij voor zijn schilderijen gaat staan. “Mijn verblijfplaats was niet langer jouw zaak. Dat is het trouwens nog steeds niet.”

“Dus waarom ben je hier nu eigenlijk?”

“Ik weet het niet,” lacht Nolan half. “Ik was in de bar aan de overkant van de straat…”

“Ben je dronken?”

“Ben jij dronken?” Vuurt Nolan terug en draait zich om.

“Lang niet dronken genoeg,” zegt Lux, terwijl ze haar halfvolle fles wijn van zijn plek op de vloer pakt en er een slok uit neemt. “Wil je ook wat?”

“Ik heb whisky gedronken,” weigert Nolan.

“Natuurlijk,” mompelt Lux, terwijl ze nog een slok wijn neemt. “Altijd whisky. Jij en je Jameson.’

Nolan kijkt haar lang aan, zijn uitdrukking ondoorgrondelijk. Hij keert terug naar de schilderijen en bestudeert ze aandachtig.

“Ik was vergeten hoe goed deze waren,” zegt Nolan na een lang moment van stilte, bijna tegen zichzelf. Hij draait zich om naar Lux. “Het is iets anders om ze weer in het echt te zien. De manier waarop je gewoon… momenten vastlegt. Het is echt speciaal, weet je? Je bent altijd zo getalenteerd geweest, Lux.”

Lux probeert niet te blozen onder de lof van Nolan, maar ze kan het niet helpen. Het was altijd iets waar ze meer naar verlangde dan naar iets anders; Nolans trots. Ze weet niet zo goed of ze blij moet zijn met het feit dat ze er na al die tijd nog steeds naar hunkert.

“Ja, nou,” stamelt ze, terwijl ze door haar haar gaat als ze naast hem komt staan. “Ik had een makkelijk onderwerp.”

Nolan rolt met zijn ogen en glimlacht.

“Ze zijn echt niet te koop?”

“Nee.”

“Waarom niet?”

“Dat zijn ze gewoon niet,” zegt Lux. “Wie zou ze eigenlijk willen hebben?”

“Ik zou ze willen”, zegt hij zacht. “Ik zou ze willen hebben, Lux.”

Lux voelt dat de spanning in de kamer plaats begint te maken voor een pijnlijk gevoel van verdriet. Ze vindt het niet leuk. Het is gemakkelijker voor haar om aan de woede vast te houden dan om toe te geven aan het gevoel van verlies, vooral nu Nolan hier voor haar staat, schijnbaar onaangetast door dit alles.

Woede is beter.

“Nou, je kunt ze niet hebben,” zegt ze bitter, een slok wijn nemend.

“Als ze niet te koop zijn, waarom laat je ze dan zien?” zegt Nolan

“Omdat het de beste schilderijen zijn die ik ooit heb gemaakt, oké?’ Het komt er boos uit. “Is dat wat je wilt horen?”

Nolan kijkt haar nieuwsgierig aan.

“Ik wil de waarheid horen”, zegt hij irritant kalm. “Ik denk dat ik dat in ieder geval verdien.”

“Ik wilde ze niet laten zien”, geeft Lux met tegenzin toe. “Tenminste, niet allemaal zo, allemaal op een rij, maar mijn agent stond erop en zei dat ze mijn werk het beste lieten zien. Jouw portretten zijn de reden dat hij mij in de eerste plaats heeft getekend. En ze hebben me opdrachten bezorgd voor andere portretten, dus ja. Beste schilderijen die ik ooit heb gemaakt.”

“Er zijn er meer, nietwaar?”

Lux knikt alleen maar en brengt de fles wijn naar haar lippen.

“Dat dacht ik al,” zegt Nolan, terwijl hij aan de punten van zijn haar friemelt. “Je was me altijd aan het schetsen.”

“Nou, zoals ik al zei, je was een makkelijk onderwerp,” zegt Lux ongemakkelijk, toegevend aan het verdriet. “… mijn favoriete onderwerp.”

Nolan erkent haar bekentenis niet, maar loopt dichter naar de schilderijen toe.

“Het is zo vreemd”, mijmert Nolan. “Ik bedoel, natuurlijk herinner ik me al deze momenten, maar toch, als ik ze zo vastgelegd zie, is het alsof ik ze voor de eerste keer beleef. En dat is wat het is, nietwaar? Jezelf zien zoals een ander jou ziet. En jij… je zag me altijd zo goed, Lux. Waarschijnlijk beter dan ik meestal verdiende.”

Lux’ hart verkrampt door zijn woorden.

“Ja, nou,” haalt Lux haar schouders op, terwijl ze wanhopig probeert nonchalant te blijven, ook al heeft ze het gevoel dat ze op het punt staat te huilen. “Ik was hopeloos verliefd op je. Zo simpel is het.”

Nolan perst zijn lippen op elkaar, de pijn staat op zijn gezicht terwijl hij knikt. Hij zucht diep en wendt zich tot het laatste schilderij. Lux trekt een grimas terwijl hij het aandachtig bestudeert.

“Deze is moeilijk om naar te kijken,” mompelt Nolan.

Lux balt haar handen tot vuisten om te voorkomen dat ze beven terwijl ze toekijkt hoe Nolan de blauwe spetters over het onvoltooide portret in zich opneemt en ze probeert te begrijpen wat ze voelt: schaamte voor Nolan die haar gevoelens volledig bloot op een canvas ziet liggen. Verzet om precies dezelfde reden. Zelfvoldane voldoening dat het schilderij Nolan duidelijk treft. Woede dat een schilderij als dit überhaupt bestaat.

Juist. De woede.

“Oh, het spijt me,” antwoordt Lux, haar stem neerbuigend. “Is het moeilijk om naar te kijken, Nolan? Want ik denk dat ernaar kijken verdomme gemakkelijker is dan het beleven.”

“Lux-“

“Maar dat is niet waarom je hier bent, toch?” zegt Lux “Om over mijn kunst te praten? Nadat je amper naar mijn shows kwam voordat je wegging, ben je hier vanavond niet teruggekomen om mijn schilderijen te bespreken, hè?”

“Ja? Nee?” Antwoordt Nolan, zijn kin wiebelt een beetje terwijl hij zijn slaap masseert. “Ik weet het niet-“

“Hoe kan je het niet weten?” eist Lux te weten. “Waarom ben je hier, No?”

“Ik weet het niet!” Nolan klinkt gefrustreerd, een enkele traan glijdt over zijn wang. Hij veegt hem snel weg. “Ik had mijn rekening aan de overkant van de straat betaald en stond buiten een sigaretje te roken en ik zag gewoon… ik zag de galerij leeglopen. Dus ik nam nog een peuk, en toen nog een en ik… verdomme, ik had gewoon het gevoel dat ik moest zien of je er nog was. Omdat het raar voelde om niet op zijn minst met je te praten? Na je voor het eerst in vijf jaar te hebben gezien, hoe kon ik…”

“Vijf en een half jaar”, corrigeert Lux. “Ik bedoel, ik weet dat ik niet belangrijk genoeg voor je ben om dat bij te houden…”

“Hoe kun je dat zeggen?”

“Gemakkelijk,’ spuugt Lux, niet in staat zichzelf te stoppen, jaren van onderdrukte emoties die uit haar tuimelen. “Je liep bij me weg na bijna drie jaar samen alsof het niets was. Alsof het makkelijk was.”

“Dit… dit was een slecht idee,” zegt Nolan, terwijl hij zijn handen in elkaar wringt wanneer hij naar de deur loopt. “Duidelijk. Ik … ik moet gaan.”

“Ga maar,” roept Lux hem na. “Ik bedoel, weggaan is waar je het beste in bent, nietwaar?”

“Fuck you, Lux!” roept Nolan, terwijl hij zich omdraait. Tranen stromen over zijn wangen. “Je hebt geen idee-“

“Ik bedoel, ik noem het maar gewoon bij naam,” zegt Lux, terwijl ze de fles wijn opheft om te proosten. “Maar wat me raakt, is dat ik niet begrijp waarom jij in de eerste plaats zo van streek bent? Jij bent degene die dingen beëindigde. Je hebt me verlaten, Nolan!”

“Is dat echt hoe je dingen onthouden hebt?” vraagt ​​Nolan, geheel verbijsterd.

Lux weet dat ze hem opzettelijk kwetst, dat ze grote delen van hun verhaal weglaat. Fouten waar zij verantwoordelijkheid voor moet nemen. Ze zou plotseling willen dat ze het hele gesprek gewoon terug kon spoelen, wellicht een beetje vriendelijker kon zijn voor Nolan en zijn hart, maar het is nu te laat. En een heel klein, zielig deel van haar wil er zeker van zijn dat Nolan net zoveel pijn heeft als zij.

“Ja,” zegt Lux, haar keel verstrakt en tranen prikkend in haar ogen. “Ik herinner het me alsof het gisteren was.”

Nolan haalt zijn neus op en schudt zijn hoofd terwijl hij woedend de tranen van zijn wangen veegt.

“Dan herinneren we ons dingen heel anders”, zegt Nolan treurig. “Want wat ik me herinner, Lux, is dat je me verliet lang voordat ik jou verliet. Ik deed wat ik deed omdat je me geen andere keuze liet.”

Lux zegt niets. Ze bijt op haar lip, in de hoop dat de scherpe pijnsteek haar ervan zal weerhouden om voor Nolan in stukken te vallen. Nolan kijkt haar aan met wat alleen maar teleurstelling kan zijn; hij wrijft met zijn handen over zijn gezicht, zwaar zuchtend terwijl hij naar de deur loopt.

“Als je jezelf moet vertellen dat ik de slechterik ben, is dat prima. Als dat je helpt om ’s nachts lekker te slapen.’ zegt Nolan zacht, zo zacht dat Lux de woorden nauwelijks kan verstaan. “Maar jij en ik weten allebei dat dat niet waar is. Welterusten.”

Het irritante is dat Nolan zichzelf niet eens de voldoening gunt om de deur dicht te gooien als hij naar buiten gaat. Hij laat hem zachtjes dichtklikken en in een oogwenk weet hij de galerij uit te glippen, weer uit Lux’ leven verdwenen.

Wanneer ze dan eindelijk alleen is, staat Lux zichzelf toe om te huilen.

Geplaatst op