1

Nolan hoort hier niet te zijn.

Hij neemt een grote slok van zijn biertje terwijl hij de ruimte om hem heen bestudeert, hopende dat de alcohol hem enigszins rustig kan houden. Hij weet dat hij het niet moet doen, maar toch begint hij zichzelf te vergelijken met de anderen hier. Vergeleken met de andere galerieën die hij ooit bezocht heeft – flamboyant en enorm over de top – valt hij hier een stuk minder op. Niemand hier zal ook maar opmerken dat hij hier niet hoort, maar toch maakt Nolan zich zorgen, wat als zijn outfit niet chique genoeg is?

Toen hij zich vanmorgen aankleedde, kon hij echter niet weten dat Lorèn hem mee zou sleuren naar een kunsttentoonstelling. Dus eigenlijk is dit allemaal haar schuld. 

Hij neemt nog een slok van zijn bier. Het flesje voelt koud aan in zijn hand en er zitten wat druppels condens op. Gedachteloos schraapt hij het label van het flesje terwijl hij Lorèn zoekt in de menigte kunstliefhebbers. Vrijwel meteen toen ze de galerie binnen kwamen, raakten ze elkaar al kwijt. Nolan wees het glas champagne dat hem aangeboden werd bij de deur af en liep meteen door naar de bar, terwijl Lorèn waarschijnlijk op zoek ging naar de mysterieuze jongeman die er in eerste instantie voor had gezorgd dat ze hier waren. 

Nolan was relatief in shock toen Lorèn tijdens de lunch had voorgesteld om naar een kunsttentoonstelling te gaan na werktijd. Hij was niet in shock omdat Lorèn niet van kunst hield – want dat deed ze wél, het was meer het feit dat Lorèn extreem introvert was en nóóit zou kiezen voor een avond buiten de deur, als ze ook binnen kon blijven met een goed boek en een glas (of fles) merlot. Ze was gewoon niet het type voor hippe ‘get togethers’ met allemaal hipsterige kunstliefhebbers – ze zou al haar energie verspillen aan gesprekken over koetjes en kalfjes en nog erger: ze zou moeten doen alsof ze het leuk vond. 

Daarbij had Nolan ook nooit verwacht om weer in deze positie te staan. Oud zeer kwam weer boven en deed overweldigend pijn, oud zeer waar bovendien nooit over gesproken was. Zeer dat zeer zeker niet besproken kon worden tijdens een simpele lunch met collega’s. 

Dus probeerde Nolan om Lorèn te overtuigen om niet te gaan. “Het is in zuid, Lorèn, compleet de andere kant op van onze beider appartementen.” Maar Lorèn was niet vatbaar voor al Nolans slappe argumenten. Het ging een tijd over en weer – geen van beide welwillend om in te leveren. Uiteindelijk brak Lorèn en biechtte ze eerlijk op waarom ze zo graag wou gaan: haar nieuwe date, Elias, had haar gevraagd om even gedag te komen zeggen. Ze hoefde er maar een uurtje te zijn en dan kon ze alweer vertrekken, zei ze. Interesse tonen zonder al te gretig over te komen. Nolan hoefde niet eens voor wingman te spelen: hij kon gewoon genieten van de gratis hapjes en beter nog, de gratis drank. Uiteindelijk accepteerde Nolan Lorèns aanbod, ook al had hij vijf jaar geleden gezworen om daar nóóit meer te komen. 

Het was natuurlijk ook helemaal niet Lorèns fout dat haar nieuwe vlam in een galerie werkte.

Nolan moest gewoon zijn tanden op elkaar zetten en gefocust blijven. Hij kan dit wel. Hoewel, als hij echt eerlijk met zichzelf was, was hij eigenlijk nooit echt op zijn plek in de hele kunstwereld. Hij was nooit goed in het staren naar een vierkant canvas, bedekt met oranje verf en één zwarte stip ergens op het doek. Hij kon het geen kunst noemen en “voelde” er al zeer zeker niks bij. 

Ja, dom. De kunst liet hem dom voelen. Alsof hij de enige in de hele ruimte was die het allemaal echt niet snapte. Alsof hij als enige de pracht en praal van het kunstwerk niet kon bewonderen. 

Hij haatte het. 

Nolan zucht wanneer de zoveelste ober langs hem loopt met een schaal met veel te pretentieuze hapjes. Hij neemt er wel één. Hij drinkt zijn biertje op en loopt zuchtend terug naar de bar.

Hij dacht écht dat al dit achter hem lag. Al die oude gevoelens had hij in een kistje gestopt en dat kistje zou hij nooit meer openen. Maar blijkbaar was een half uurtje in een galerie al genoeg om dat kistje open te doen barsten. 

Aangekomen bij de bar, zet Nolan zijn lege bierflesje neer. Hij vraagt de barman om een nieuwe, die hij gelukkig snel krijgt. Hoewel de drankjes gratis zijn, geeft hij de barman toch een kleine fooi. Die arme jongen werkt veel te hard voor het (waarschijnlijk) kleine loon dat ‘ie krijgt. Hij draait zich om en kijkt naar de expositie om hem heen. 

Het is een soort samenwerkingsverband, deze expositie. De kunstwerken hebben allemaal zo’n andere stijl, dat dat niet van één kunstenaar kan komen. Sommige kunst hier is hypermodern (wat Nolan verafschuwt), maar sommige doeken zijn ook beschilderd met stillevens en portretten. Die schilderijen wil hij nog wel bekijken, dus loopt hij daar naar toe. 

“Avocado toastje, meneer?” 

Nolan draait zich om en kijkt naar de jonge serveerster, die ineens naast hem staat. Hij kijkt vol afschuw naar de toastjes op haar dienblad. Natuurlijk waren er van die vieze avocado toastjes. Hij haat avocado. 

“Nee, bedankt,” zegt Nolan vriendelijk. Zijn maag rommelt en de serveerster giegelt. “Je hebt zeker niks lekkers hier, of wel?”

“Hij heeft een bittergarnituurtje,” zegt de serveerster, knikkend naar haar collega. “Ik zou snel zijn als ik jou was, je weet maar nooit wat voor aasgieren er rondlopen.”

Nolan lacht en neemt een slok bier. “Thanks.”

De serveerster glimlacht vriendelijk en knikt, voor ze verder loopt met haar dienblad vol viezigheid. Klaar om een bitterbal te veroveren, baant Nolan zich een weg door de menigte. De serveerder loopt steeds verder weg dus Nolan moet zijn best doen om hem bij te houden. 

En dan ziet hij het. 

Hij bevriest, de shock van het moment giert door zijn aderen als ijswater. Alle gedachten over bitterballen verdwijnen als sneeuw voor de zon en zijn maag draait zich om terwijl hij naar zijn vijfentwintigjarige zelf staart. 

Holy shit. 

Nolan ademt diep in en knijpt zijn ogen dicht. 

Hij verbeeldt dit, toch? Hij is aan het dromen, dat moet wel. Er is geen enkele mogelijkheid dat zijn portret in deze tentoonstelling hangt, want dat zou betekenen…

Nolan opent zijn ogen en neemt een paar slokken van zijn bier wanneer hij vaststelt dat hij écht niet aan het hallucineren is. Dat portret daar is écht het eerste portret dat Lux ooit van hem gemaakt heeft. 

Hij staart naar de muur, zijn hartslag extraorbitante hoog wanneer hij zich realiseert dat er niet één, maar vijf portretten van hem hangen. Als een soort verhaallijn van de opkomst en ondergang van zijn grootste liefde. Zijn meest pijnlijke hartbreuk. Het soort pijn dat er voor zorgde dat hij niet alleen de stad, maar dit hele land verliet. Omdat alles om hem heen hem opslokte en alles en iedereen hem teveel werd. Hij moest weg. En nu staren de portretten hem aan alsof hij nooit weg was geweest. 

Al zijn instincten zeggen hem om daar zo snel mogelijk weg te gaan, maar hij blijft versteend staan. Hij weet niks van kunst maar wat hij wel weet is dat Lux haar schilderijen prachtig zijn. Dat waren ze altijd al. Lux ziet mensen. Haar schilderijen bezitten een soort kracht waardoor je er wel naar moest kijken, of je dat nou wil of niet. Haar werk voelt intiem en tegelijk laat het je met een onbehaaglijk, koud gevoel achter. Nolan heeft zichzelf jarenlang verboden om hier aan terug te denken. Maar het kost hem maar één blik op de schilderijen en alle emoties, alle gevoelens komen met een noodvaart weer terug. Het voelt als de dag van gisteren. 

Het eerste schilderij was het schilderij dat alles veranderde. Het was ook het enige schilderij waar Nolan écht model voor gezeten had. Nolan weet nog goed hoe intens nerveus hij was geweest. Hoe Lux tegen hem bleef praten tot hij ontspannen genoeg was. Zijn linkerarm over zijn torso, zodat je zijn arm goed zag. Zijn kale arm. Inmiddels stond zijn arm vol met allerlei verschillende tekeningen van verschillende artiesten. 

Hij voelt zijn wangen opwarmen wanneer hij naar het tweede schilderij kijkt en neemt een grote slok van zijn bier. Op dit doek ligt hij op bed, naakt, op zijn zij. Om het nog een beetje discreet te houden, wordt het een en ander bedekt door het uiteinde van de deken. 

Nolan wrijft onbewust over zijn pols wanneer hij het derde doek bekijkt. Hij kijkt over zijn schouder op dit schilderij, zijn arm uitgestrekt naar de schilder, waardoor de nieuwe tattoo op zijn pols goed te zien is. Een matchende tattoo met een geliefde, jong en naïef dat hij was. 

Hij kan zich niet herinneren wanneer het vierde schilderij was gemaakt. Het kon elk moment zijn – elk feestje, elke tentoonstelling, in zijn brein was het één grote brei van misère geworden. Je ziet Nolan zijn zijprofiel, zijn haar valt plat langs zijn voorhoofd en zijn hoofd is voorovergebogen. Alsof hij probeert te verdwijnen. Het hele schilderij is gewoon… verdrietig. Hij lijkt verloren. Toentertijd snapte Nolan niet waarom Lux zoiets vast wou leggen. Wat de schoonheid van het hele doek was. Nu hij erop terugkijkt, snapt hij het wel. Lux moest haar verdriet ergens kwijt. Waar Nolan dit uitte in zijn boeken, had Lux die uitvlucht in haar schilderijen. 

De vijfde is de enige die hij nog nooit heeft gezien. 

Het is ook het enige doek dat nog niet af is. Voor het grootste deel is dit canvas nog helder wit. Er staat een vage schets op, van Nolan. Zijn neus en oren duidelijk van dikke lijnen van grafiet. De rest van zijn gelaat wat vager, meer schaduw. Enkel zijn ogen waren ingekleurd en helemaal af. Het doet hem pijn om ernaar te kijken, dus wendt hij zijn gezicht af. 

Jezus. 

Een serveerster loopt langs met een leeg dienblad en Nolan zet zijn halflege bierflesje erop. Hij probeert zichzelf te herpakken, focust zich op zijn ademhaling. Hij probeert tevergeefs om zijn hartslag omlaag te krijgen. Natúúrlijk moest de eerste tentoonstelling waar hij ooit weer naar toe zou gaan, van Lux zijn. Het universum haatte hem. Het verbaast hem niet eens. Hij en Lux waren als een soort magneten. Een onbekende kracht die altijd tussen hen in was, waar hij ook ging. Hij kon dit dus alleen maar verwachten. 

Lux is hier, in deze ruimte. Nolan weet dat ze hier is. En hij weet niet wat hij erger vindt: zich omdraaien en Lux zien, waarschijnlijk met Forcys aan haar zijde, of ongezien weggaan en Lux helemaal niet zien. 

Hij ademt diep in en draait zich om. 

Met zijn hart in zijn keel zoekt hij haar in de menigte kunstliefhebbers. Al het geluid in de ruimte wordt verstoord door het kloppende geluid van zijn hart. Zijn handen zijn klam, zijn zicht niet meer helder. Vanuit zijn ooghoek kan hij haar zien dus draait hij zich met een noodgang haar richting op. Voor het eerst in vijf jaar ziet hij haar weer. 

Ze lijkt druk in gesprek met een wat oudere dame. In haar rechterhand heeft ze een rood wijntje. Ze heeft nog steeds haar grote, oprechte ogen. Haar onderlip heeft ze tussen haar vingers, nauw luisterend naar de andere vrouw. Lux was altijd goed in dit soort dingen: als je met haar in gesprek was, voelde je je echt begrepen. Ze gaf je altijd het gevoel alsof je haar volledige aandacht had. Blijkbaar was dat in de afgelopen vijf jaar nog niet veranderd.

Aangezien ze druk is met iets anders, heeft Nolan eens goed de tijd om haar te bekijken. Hij vergelijkt de jonge vrouw voor hem met het meisje waar hij ooit zoveel van hield. Ze is compleet, geheel hetzelfde maar toch ook helemaal anders.

Ze ziet er goed uit. Heel goed zelfs. Ze lijkt zelfverzekerder. Haar schouders rechter, haar hakken net wat hoger. Haar kaaklijn lijkt wat strakker. Haar haar zit in een strakke paardenstaart. Vroeger zouden haar babyhaartjes uitsteken, maar vandaag de dag zit het netter. Ze draagt een witte jumpsuit, laag uitgesneden aan de voorkant. En dat staat haar verdomde goed. Met hoge hakken (waarschijnlijk nu wél de merkhakken die ze altijd al wou, maar waar ze nooit haar zuurverdiende geld aan uit wou geven). Ze draagt minder make-up dan voorheen, wat Nolan vanaf een afstandje kan zien. Haar ogen lijken sprekender. 

Ze moet lachen door iets wat de oudere vrouw zegt. Nolans hart maakt een sprongetje.

Dat is al die tijd onveranderd gebleven. Ze is nog steeds de mooiste vrouw van de hele ruimte. Van élke ruimte. 

Nolan is zo diep in gedachten dat hij het niet merkt wanneer Lux haar aandacht van de andere vrouw afwendt. Hij bevriest wanneer hun blikken elkaar kruisen. Lux haar groene ogen sperren zich wanneer ze zijn blauwe ziet. Haar mond valt open, zo ook het glas met rode wijn in haar rechterhand. Het glas versplintert in honderden stukjes zodra het de grond raakt en de robijnrode vloeistof spettert omhoog, over de pijpen van haar witte jumpsuit. 

Een serveerster snelt naar Lux toe om haar te helpen met de scherven. 

“No?” zegt Lux verstikt, verwarring en bezorgdheid over haar hele gezicht geschreven. 

Haar zachte, lieve, hoge stem doet hem uit zijn trance ontwaken, waardoor zijn vecht-of-vluchtreactie eindelijk inkickt. Hij draait zich om op zijn hielen en kijkt gefocust naar de uitgang, terwijl hij zich een weg baant door de drukte.

“Nolan!”

Nolan schrikt op wanneer iemand zijn arm aanraakt. 

“Jezus, Lorèn,” zegt Nolan, terwijl hij angstig naar de uitgang blijft staren.

“Ik dacht dat je me wel zag, het spijt me,” zegt Lorèn. “Waar heb je uitgehangen? Ik heb je gezocht, vroeg me af of -”

“Waar ík heb uitgehangen?” Nolan lacht – paranoïde duidelijk merkbaar in zijn lach. “Ik ben in de hel geweest, Lor, en jij?”

Lorèn kijkt hem geschokt aan. “Ben je oké? Je ziet zo wit als een lijk, man.”

Nolan kijkt terug naar waar Lux net nog stond, om zeker te weten dat ze hem niet volgt. Hij weet niet zeker of hij baalt of niet wanneer hij doorheeft dat ze hem niet volgt. 

“Het gaat,” zegt Nolan, starende naar zijn witte Vans. “Ik moet gaan, Lor, volgende keer maak ik het goed.” 

“Oké, maar -” 

“Het spijt me dat ik je date niet heb ontmoet,” onderbreekt Nolan haar. “Dat komt een andere keer, goed? Ik app je later.” 

In één rechte lijn loopt Nolan naar de uitgang. Hij zoekt driftig naar de sigaretten in zijn zak. Gevonden. Opgelucht stopt hij een sigaret tussen zijn lippen en steekt hem – met trillende handjes – aan. Wanneer hij uitblaast, ziet hij het neon-groene reclamebord op het raam van het café aan de overkant. Het Jack Daniels logo brandt fel in het donker. 

Hij heeft alcohol nodig. En veel ook.

Geplaatst op